Vaste levertijd overeengekomen

De Geschillencommissie




Commissie: Wonen    Categorie: Levertijd/levering    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: WON-200906

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil vloeit voort uit een op 11 oktober 1999 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van twee banken tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van ƒ 5.998,– waarvan ƒ 300,– is aanbetaald en de rest onbetaald is gebleven. De banken zijn niet geleverd.   De consument heeft een bedrag van ƒ 2.699.– bij de commissie gedeponeerd.   De consument heeft 24 maart 2000 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak:   Bij de koop is een vaste levertijd afgesproken, namelijk week 12 van 2000. Omdat op 24 maart 2000 ons bij telefonisch opvragen is gezegd dat de banken niet leverbaar waren, hebben we de overeenkomst bij brief van 30 maart 2000 geannuleerd. In een telefoongesprek hebben we de annulering herhaald op 17 april 2000.   De consument verlangt de aanbetaalde ƒ 300,– terug, omdat de koop is geannuleerd.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak:   Bovengenoemde klant heeft 11 oktober 1999 artikelen besteld voor een totaal bedrag van ƒ 5.998,–. Afgesproken tijdens de verkoop is dat wij de order hebben gezet op week 12 van 2000. De klant is hiermede akkoord gegaan. Daar wij de bestelde artikelen sedert 6 april 2000 in huis hebben, konden wij 18 april 2000 de artikelen bij de klant gaan leveren. Deze afspraak is door ons schriftelijk bevestigd. Zoals op de aankoopbon staat vermeld, mogen wij de goederen indien deze niet op de afgesproken termijn binnen zijn, alsnog binnen 4 weken naleveren. Dit is dan ook geen reden tot annuleren. Hierop hebben wij een schrijven naar de klant gedaan dat wij de order willen annuleren, hier zijn dan echter wel annulatiekosten van 50% aan verbonden. Daar de klant hiermede niet is akkoord gegaan, hebben we het dossier doorgestuurd naar een incassobureau, waar deze zaak dan ook in behandeling is. Daar wij volgens de garantievoorwaarden van de Centrale Branchevereniging Wonen hebben gehandeld, blijven wij bij ons standpunt geuit aan onze klant. Het openstaande bedrag van ƒ 2.999,– minus het reeds aanbetaald bedrag van ƒ 300,– is totaal ƒ 2.699,– wordt gevorderd via gerechtsdeurwaarderskantoor [naam kantoor gerechtsdeurwaarder] gevestigd in Waalwijk.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het navolgende overwogen.   Blijkens de daarvan opgemaakte en door partijen opgemaakte kooporder kwamen partijen als “Def. afleverdatum” (voorgedrukt) overeen “week 12 2000” (handgeschreven). Onderaan die order staat in voorbedrukte tekst echter ook vermeld “Opgegeven leverdata zijn steeds benaderend doch niet bindend”. Met betrekking tot de partijen verdeeld houdende vraag of in dit geval een vaste of een vermoedelijke levertijd is overeengekomen, wordt overwogen dat de consument er in beginsel op grond van de uitdrukkelijk als definitief overeengekomen levertijd van “week 12 2000” gerechtvaardigd op kon en mocht vertrouwen dat een vaste levertijd was overeengekomen. Nu niet uitdrukkelijk is besproken dat het desondanks een vermoedelijke levertijd betrof of gebleken is van omstandigheden op grond waarvan de consument er anderszins, ondanks de uitdrukkelijk besproken definitieve levertijd, redelijkerwijs op bedacht had kunnen of moeten zijn dat het een vermoedelijke levertijd betrof, moet dan ook worden uitgegaan van een overeengekomen vaste levertijd. Dit spoort bovendien met de systematiek van het door de ondernemer ingeroepen artikel 5 van de Algemene Voorwaarden van de Centrale Branchevereniging Wonen versie 304/1995 (algemene voorwaarden). Dat artikel heeft betrekking op de levertijd en stelt voorop dat de overeengekomen levertijd vast is, tenzij anders is overeengekomen. Voorzover hier van belang bepaalt lid 1 van dat artikel immers dat onder levertijd wordt verstaan de in de overeenkomst bepaalde termijn waarbinnen de prestatie moet zijn verricht en dat de levertijd vast is, tenzij een vermoedelijke levertijd is overeengekomen.   De consument stelt de overeenkomst bij brief van 30 maart 2000 te hebben geannuleerd nadat op 24 maart 2000 telefonisch namens de ondernemer zou zijn meegedeeld dat de gekochte banken niet meer leverbaar waren. Op grond van het verhandelde ter zitting acht de commissie het echter niet aannemelijk dat die mededeling op 24 maart 2000 door [naam medewerker ondernemer] aan de consument is gedaan. De commissie ziet althans geen aanleiding te twijfelen aan de ter zitting door [naam medewerker ondernemer] afgelegde verklaring dat zij in dat telefoongesprek desgevraagd slechts meedeelde dat er een vertraging was opgetreden en de gekochte banken op dat moment nog niet leverbaar waren en dat een eventueel door de consument in te dienen annuleringsverzoek zal worden voorgelegd aan de directie. De consument had op grond van dat telefoongesprek veeleer kunnen en moeten begrijpen dat de gekochte banken mogelijk alsnog geleverd zouden worden. Nu dat telefoongesprek plaatsvond op de vrijdag in week 12 van 2000, zou dat waarschijnlijk echter een levering na de overeengekomen levertijd zijn. Wat daarvan ook zij: bij overschrijding van de vast overeengekomen levertijd heeft de consument ingevolge artikel 5 lid 3 van de algemene voorwaarden, voorzover hier van belang, het recht de overeenkomst zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst te ontbinden. De consument kon dan ook bij brief van 30 maart 2000, in week 13 van 2000, aan de ondernemer meedelen geen prijs meer te stellen op de bestelde banken en de order annuleren, hetgeen als een schriftelijke buitengerechtelijke ontbindingsverklaring kon en moest worden aangemerkt.   Anders dan de ondernemer kennelijk meent, is voor de geldigheid en werking van een annulerings- of ontbindingsverklaring van de consument niet de instemming of aanvaarding van de ondernemer vereist. Het zijn eenzijdige, tot de ondernemer gerichte, rechtshandelingen met een wilsverklaring van de consument. Dat de ondernemer pas nadien, op 13 april 2000 telefonisch en bij brief van 14 april 2000 schriftelijk, meedeelde de annulering niet te accepteren en de banken alsnog te willen leveren, doet daaraan dus niet meer af. De annulering of ontbinding door de consument laat echter als zodanig onverlet het door de ondernemer ingeroepen annuleringsbeding. Bedoeld artikel 10 van de algemene voorwaarden houdt, voorzover hier van belang, het volgende in. Lid 1 bepaalt dat de consument bij annulering van de overeenkomst een schadevergoeding verschuldigd is van 30% van de overeengekomen betaling. Dat percentage bedraagt volgens lid 1 50% indien de annulering geschiedt terwijl de consument er al van in kennis is gesteld dat de op- of aflevering kan plaatsvinden. Reeds nu gebleken is dat de consument op 30 maart 2000 annuleerde terwijl pas nadien door de ondernemer werd meegedeeld dat de op- of aflevering alsnog kon plaatsvinden, maakt de ondernemer ten onrechte aanspraak op 50% van de overeengekomen betaling. Ingevolge artikel 10 lid 1 van de algemene voorwaarden komt de ondernemer in beginsel dan ook mogelijk slechts 30% van ¦ 5.998,-, zijnde ¦ 1.799,40, toe. Nu de annulering in dit geval zijn oorzaak vindt in een verzuim van de ondernemer terwijl de consument bovendien zowel volgens de wet als volgens artikel 5 van de algemene voorwaarden wegens de bedoelde overschrijding van de vaste levertijd bevoegd is om de overeenkomst de ontbinden, wordt in dit geval toepassing van artikel 10 lid 1 van de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijk­heid en billijkheid echter onaanvaardbaar geoordeeld. Dat maakt de verlangde terugbetaling van de al door de ondernemer van de consument ontvangen ¦ 300,- toewijsbaar.   Op grond van het voorgaande wordt de klacht gegrond geoordeeld en als volgt beslist.   Beslissing   De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van ¦ 300,-. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag.   Wijst het meer of anders verlangde af.   Bovendien betaalt de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie aan de consument een bedrag van ¦ 250,- terzake klachtengeld.   Het depot bedrag wordt als volgt geregeld: Het in depot staande bedrag aan de consument wordt gerestitueerd.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Wonen, op 1 december 2000.