
Commissie: Advocatuur
Categorie: Opdracht
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV10-0013
De uitspraak:
Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in een door beide partijen ondertekende opdrachtbevestiging, waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement). De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede mannen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. Als plaats van arbitrage is Utrecht vastgesteld. Verloop van de procedure Bij brief van 14 januari 2010 heeft [naam advocaat] (hierna ook te noemen: de advocaat) een geschil aanhangig gemaakt tegen [naam cliënt] (hierna ook te noemen: de cliënt). De advocaat vordert hierbij onder meer betaling van de openstaande declaraties ter grootte van € 520,45. Namens de commissie is de cliënt verzocht schriftelijk verweer te voeren tegen de vordering van de advocaat. Hierop heeft de cliënt zijn reactie kenbaar gemaakt bij brief van 8 maart 2010. De advocaat is in de gelegenheid gesteld te reageren op het standpunt van de cliënt. De reactie van de advocaat is ter kennisgeving doorgezonden aan de cliënt. Standpunt eiser Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de advocaat op het volgende neer. De advocaat wenst de declaraties, die de cliënt ondanks herhaalde betalingsherinneringen niet heeft voldaan, ter incasso aan de commissie voor te leggen. De advocaat heeft aan de cliënt rechtsbijstand verleend. Voor zijn werkzaamheden heeft de advocaat declaraties verzonden die (deels) onbetaald zijn gebleven voor een bedrag van € 520,45. De advocaat vordert slechts betaling van de nog openstaande declaraties, de reeds betaalde declaraties worden daarbij buiten beschouwing gelaten. Aanvankelijk bestond de afspraak de verschotten te beperken tot een bedrag van € 450,–. Gaandeweg de behandeling van het dossier bleek dit bedrag niet toereikend te zijn. De cliënt gaat ten onrechte uit van het aanvankelijk besproken kostenmaximum. Volgens de advocaat vermindert de cliënt het totaal van de openstaande declaraties met een betaald bedrag van € 275,70 op een andere declaraties, waarvan geen betaling wordt gevorderd nu die declaratie reeds is voldaan. De advocaat verzoekt de commissie de cliënt te veroordelen tot betaling van de openstaande declaraties van in totaal € 520,45 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van veertien dagen van de declaraties althans vanaf de datum van indiening van dit verzoek alsmede de cliënt te veroordelen in de arbitragekosten. Standpunt verweerder Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de klacht op het volgende neer. Tussen de advocaat en de cliënt is overeengekomen dat de kosten van het medisch advies € 450,– zouden bedragen. Het honorarium van de medisch adviseur bedraagt € 623,75 inclusief BTW. De cliënt heeft een kasbetaling aan de advocaat gedaan op 2 maart 2009 voor een bedrag van € 95,70. Daarnaast is twee maal een bedrag van € 90,– aan de advocaat voldaan afkomstig van de gemeente Enschede. Daarnaast heeft de cliënt nog een betaling gedaan van € 37,71. In de visie van de cliënt dient hij nog een bedrag van € 70,99 aan de advocaat te voldoen. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting verstaat de commissie het verzoek van de cliënt aldus dat hij verzoekt te bepalen dat hij aan de advocaat nog een bedrag is verschuldigd van € 70,99. Behandeling Op 19 juli 2010 heeft te Den Haag de mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van arbiters, bijgestaan door [naam secretaris] fungerend als secretaris. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De cliënt is ter zitting verschenen bijgestaan door [naam vertegenwoordiger cliënt]. De advocaat heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting zijn standpunt toe te lichten. Beoordeling van het geschil in conventie en reconventie Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende. Uit het door beide partijen ondertekende intakeformulier blijkt dat partijen omtrent de financiële afwikkeling van de zaak een prijsafspraak hebben gemaakt. Op het intakeformulier staat immers vermeld: ”medisch advies: maximaal € 450,– (inclusief subsidie)”. De advocaat stelt weliswaar dat de kosten van medisch advies hoger zijn uitgevallen, doch de commissie is – mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de cliënt – niet gebleken dat de advocaat dat tijdig aan de cliënt heeft gecommuniceerd zodat de cliënt naar het oordeel van de commissie daar niet aan gehouden kan worden. De advocaat heeft een brief overgelegd waarin hij aan de cliënt meedeelt dat de meerkosten van het onderzoek door de medisch adviseur c.q. kosten van inwinning van medische informatie voor zijn rekening komen, doch deze mededeling dateert van oktober 2008, ruim nadat die kosten al waren gemaakt. Niet gebleken is dat de advocaat in een eerder stadium dit aan de cliënt heeft bericht. Uit de door de advocaat naar voren gebrachte berekening blijkt dat thans nog een bedrag openstaat van € 520,45. Daarentegen heeft de cliënt gesteld dat nog een bedrag openstaat van € 70,99. Volgens de advocaat zijn voor een bedrag van in totaal € 796,16 declaraties opgemaakt ter zake de kosten van het inwinnen van medische informatie en medisch advies. De advocaat laat daarbij een bedrag van € 275,70 buiten beschouwing nu dat bedrag – volgens de advocaat – betrekking heeft op een andere niet in geschil zijnde declaratie. De cliënt heeft de stelling van de advocaat gemotiveerd weersproken en de betreffende declaratie, gedateerd 1 oktober 2008, aan de commissie overgelegd. Ter zitting heeft de cliënt aangevoerd dat in de periode 2006 – 2009 twee maal door de gemeente Enschede een bedrag van € 90,– aan de advocaat is voldaan in het kader van bijzondere bijstand. Bovendien heeft de cliënt een kas kwitantie, gedateerd 2 maart 2009, overgelegd waaruit blijkt dat hij een bedrag van € 95,70 aan de advocaat heeft voldaan. Gelet op het vorenstaande en de overgelegde stukken stelt de commissie vast dat noch de advocaat noch de cliënt duidelijk heeft gemaakt dat thans een bedrag openstaat van € 520,45 respectievelijk € 70,99. Desondanks komt de commissie tot de conclusie dat de cliënt nog een bedrag van € 70,99 aan de advocaat dient te voldoen. Zoals reeds hiervoor is overwogen, heeft de advocaat naar het oordeel van de commissie onvoldoende gecommuniceerd dat de kosten van medische informatie c.q. advies hoger zouden zijn dan in eerste instantie was afgesproken. Nu de advocaat niet ter zitting is verschenen om zijn standpunt nader toe te lichten en de vraagpunten van de commissie onbeantwoord zijn gebleven, is de commissie van oordeel dat de onduidelijkheid omtrent het openstaande declaratiebedrag voor rekening en risico van de advocaat, als professionele partij in deze, dient te komen. De commissie zal mitsdien uitgaan van de berekening van de cliënt en zal derhalve bepalen dat de cliënt nog een bedrag van € 70,99 aan de advocaat dient te voldoen. Gelet daarop acht de commissie het niet redelijk en billijk om het verzoek van de advocaat ter zake de wettelijke rente toe te wijzen. De commissie zal voorts de advocaat als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze arbitrage, die worden vastgesteld op € 238,– van het door de Stichting Geschillencommissie voor Beroep en Bedrijf (SGB) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiters. Gelet op de beslissing wordt de advocaat geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens de cliënt te hebben voldaan. De commissie bepaalt voorts dat het bedrag dat de advocaat ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie. Nu de advocaat reeds de arbitragekosten reeds aan de commissie heeft voldaan, zal de commissie niet overgaan tot veroordeling daarvan. Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de commissie – geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing – De commissie veroordeelt de cliënt om aan de advocaat te voldoen een bedrag van € 70,77. – De commissie wijst het meer of anders verzochte af. Deze uitspraak is aldus gewezen te Utrecht op 6 augustus 2013.