Vaste prijsafspraak, totaal bedrag afgesproken voor alle werkzaamheden.

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur Zakelijk    Categorie: Opdracht    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV12-0010

De uitspraak:

Bevoegdheid arbiter en plaats van arbitrage

De bevoegdheid van de arbiter berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in de door partijen getekende opdrachtbevestiging, waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).   Artikel 3 lid 4 juncto artikel 2 lid 1, sub c van het Reglement bepalen – voorzover hier relevant – dat geschillen betreffende de incasso van een of meer door de advocaat aan de cliënt verzonden declaraties waarin geen schriftelijk verweer is gevoerd, worden afgedaan door de voorzitter van de Geschillencommissie Advocatuur (hierna: de commissie).   De bevoegdheid van ondergetekende om het geschil tussen partijen als arbiter te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement dient de voorzitter van de commissie te beslissen als goede man naar billijkheid, waarbij hij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.   Verloop van de procedure   Bij brief van 16 januari 2012 heeft [de advocaat] een geschil aanhangig gemaakt tegen [de cliënt].   De advocaat heeft onder meer een afschrift overgelegd van de declaratie van 20 december 2011 welke de cliënt – ondanks herhaald verzoek tot voldoening – onbetaald heeft gelaten, reden waarom de advocaat de vordering op grond van de in de algemene voorwaarden opgenomen Klachten- en Geschillenregeling Advocatuur deze ter incasso heeft voorgelegd aan de commissie.   De advocaat verzoekt de commissie de cliënt te veroordelen tot betaling van de openstaande vordering van € 750,–, griffiegeld € 263,– en een bedrag van € 181,48 voor de draagkrachtberekening, dit te vermeerderen met rente vanaf december 2010 alsmede de kosten voor het GBA uittreksel voor een bedrag van € 12,86. Voorts verzoekt de advocaat de cliënt te veroordelen in de kosten van onderhavige procedure alsmede de kosten voor nadere incasso.   De commissie heeft de verweerder op 10 februari 2012 bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst op de hoogte gesteld van onderhavig geschil dat eiser bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Namens de commissie is de cliënt bij deze brief in de gelegenheid gesteld om – onder invulling en retournering van het bij deze brief bijgevoegde vragenformulier – schriftelijk verweer te voeren tegen de vordering van de advocaat. Hierbij heeft de commissie tevens te kennen gegeven dat indien de cliënt geen schriftelijk verweer voert, de voorzitter van de commissie – zonder partijen op te roepen voor een mondelinge behandeling – uitspraak doet door middel van een arbitraal vonnis, waarbij de voorzitter de vordering van eiser zal toewijzen tenzij deze hem ongegrond of onrechtmatig voorkomt.   De termijn waarbinnen cliënt verweer diende te voeren, is verstreken zonder dat de commissie voornoemd vragenformulier retour mocht ontvangen, noch heeft cliënt binnen deze termijn op enigerlei andere wijze verweer gevoerd. De commissie heeft daarbij gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de termijn voor het indienen van verweer conform artikel 28 lid 1 van haar Reglement te bekorten.   Van het aangetekend schrijven heeft [de postbezorging] bij geen gehoor een bericht van kennisgeving achtergelaten bij verweerder, waarna de commissie de postzending retour heeft ontvangen, waarbij [de postbezorging] heeft aangetekend dat de reden van retourzending is gelegen in het feit dat verweerder het schrijven niet heeft afgehaald bij het nabij gelegen postkantoor.   Verweerder heeft ondanks hiertoe in de gelegenheid te zijn gesteld zijn standpunt niet aan de commissie kenbaar gemaakt. De commissie heeft partijen d.d. 5 maart 2012 bericht dat het geschil door de voorzitter van de commissie zal worden afgedaan.   Gezien het vorenstaande heeft de voorzitter, bijgestaan door [de secretaris], overeenkomstig artikel 3, lid 4 van het Reglement het onderhavige geschil buiten aanwezigheid van partijen afgedaan.   Beoordeling van het geschil   De voorzitter is van oordeel dat de niet weersproken vordering, welke hem niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, dient te worden toegewezen. Uit de opdrachtbevestiging blijkt dat partijen een vaste prijsafspraak ad € 750,– hebben gemaakt voor de procedure bij het gerechtshof. Ook uit de toelichtingsbrief aan de commissie waarin de werkzaamheden worden beschreven, blijkt niet dat de werkzaamheden zoals het opstellen van een verweerschrift, opmaken van een draagkrachtberekening en het griffierecht, niet onder de vaste prijsafspraak zouden vallen, zodat deze niet apart in rekening mogen worden gebracht. De verweerder zal worden veroordeeld aan eiser een bedrag van € 750,– te voldoen.   De eiser verzoekt om de wettelijke rente toe te wijzen vanaf december 2010. Eiser heeft een declaratie overgelegd van 20 december 2011. Nu onduidelijk is gebleven wanneer de eerste nota aan verweerder is gezonden, zal de voorzitter de wettelijke rente toewijzen vanaf 20 december 2011 tot aan het moment van algehele voldoening te voldoen.   Het verzoek van de advocaat om de cliënt te veroordelen in de kosten van het GBA-uittreksel van € 12,86 acht de voorzitter redelijk, zodat dit verzoek zal worden toegewezen.   De voorzitter ziet geen reden voor het toekennen van de nog te maken kosten voor nadere incasso van de hoofdsom nu de advocaat zijn vordering hieromtrent niet nader heeft onderbouwd.   Het verzoek van de advocaat om de cliënt te veroordelen in de kosten van de procedure, verstaat de voorzitter aldus dat de advocaat verzoekt de cliënt te veroordelen in de arbitragekosten.   Wat betreft de arbitragekosten overweegt de voorzitter dat verweerder als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld zal worden tot betaling van de kosten van deze arbitrage, welke worden begroot op € 89,25 voor het door de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiter.   Gelet op de beslissing wordt eiser geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens de verweerder te hebben voldaan. De voorzitter bepaalt voorts dat het bedrag dat eiser ter zake van de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt verweerder tot betaling van deze kosten.   Beslissing   De voorzitter wijst de vordering van [de advocaat] toe en veroordeelt [de cliënt] aan eiser te voldoen een bedrag van € 750,– te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 december 2011 tot aan het moment van algehele voldoening; veroordeelt [de cliënt] aan [de advocaat] te voldoen een bedrag van € 12,86 ter zake van kosten van het GBA-uittreksel; veroordeelt [de cliënt] tot betaling aan [de advocaat] van de kosten van deze arbitrage, welke worden begroot op € 89,25; wijst het meer of anders verzochte af.   Dit arbitraal vonnis is gewezen te Den Haag op 28 maart 2012 door de Geschillencommissie Advocatuur.