Verlengde opzegtermijn in strijd met de wet

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Opzegging overeenkomst    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 257257/365758

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil heeft betrekking op de vraag per wanneer de consument de overeenkomst mocht opzeggen. De consument zich namelijk op het standpunt dat de ondernemer in strijdt handelt met de wettelijke bepalingen en de algemene voorwaarden kinderopvang door het kinderopvangcontract van de dochter van de consument, die op 21 januari 2024 vier jaar is geworden, niet per 20 januari te beëindigen, maar slechts tegen het eind van die kalendermaand. Consument voelt zich hierdoor benadeeld. Daarnaast laat ondernemer kinderen wel starten gedurende de maand. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat afspraken omtrent opzegging zijn neergelegd in de contractvoorwaarden. Bovendien zijn deze voorwaarden volgens ondernemer in het belang van de kinderen. De commissie stelt dat de onderhavige overeenkomst een overeenkomst van opdracht betreft. Uit de jurisprudentie is vastgesteld dat een beding waarin wordt voorgeschreven tegen welke dag moet worden opgezegd waarmee de toegestane opzegtermijn in feite wordt verlengd, niet toegestaan. Gelet hierop is de commissie derhalve van oordeel dat de klacht gegrond is.

De volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de vraag per wanneer de consument de overeenkomst mocht opzeggen.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.

De consument stelt zich op het standpunt dat de ondernemer in strijd handelt met de wettelijke bepalingen en de algemene voorwaarden kinderopvang door het kinderopvangcontract van de dochter van de consument, die op 21 januari 2024 vier jaar is geworden, niet per 20 januari 2024 te beëindigen, maar slechts tegen het eind van die kalendermaand. Een beding waarin wordt voorgeschreven tegen welke dag moet worden opgezegd, waarmee de toegestane opzegtermijn in feite wordt verlengd, is niet toegestaan, aldus de consument. De consument voelt zich hierdoor benadeeld. Daarnaast laat de ondernemer kinderen wel starten gedurende de maand en niet alleen per de eerste dag van de maand. Dit staat volgens de consument haaks op de door de ondernemer beoogde continuïteit.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

De ondernemer stelt zich op het standpunt dat er afspraken over onder andere de opzegging van het contract zijn neergelegd in de contractvoorwaarden. Deze hebben voorrang boven de rechten en plichten zoals in de wet is bepaald. Bovendien zijn deze contractsvoorwaarden volgens de ondernemer de contractsvoorwaarden over de opzegging juist in het belang van de kinderen.
Hiermee wordt een doorlopende wisseling voorkomen en wordt voorkomen dat er wenmomenten op de groep zijn die voor de vaste kinderen inbreuk maken op hun dagprogramma en de rust/aandacht die er dan voor hen is. De rust kan dan beter worden ingebouwd. Een willekeurige in- en uitstroom, wijzigingen van/per groep en onzekerheid van opvang bevordert niet de rust, continuïteit en werkbaarheid voor alle betrokkenen, de kinderen daarbij vooropgesteld.

Beoordeling van het geschil

Partijen zijn met elkaar een opvangovereenkomst aangegaan. De ondernemer beroept zich op de overeengekomen regeling dat enkel tegen het eind van een kalendermaand kan worden opgezegd.

Door een overeenkomst tot kinderopvang verbindt de kinderopvangorganisatie zich om in opdracht van de opdrachtgever (veelal de ouder(s) van een op te vangen kind) anders dan om niet werkzaamheden te verrichten, namelijk de opvang van een kind op de overeengekomen tijdstippen en het verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van een kind gedurende de opvang. Een dergelijke overeenkomst valt onder de omschrijving in artikel 7:400 lid 1 BW van de overeenkomst van opdracht.

Ingevolge artikel 7:400 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is de overeenkomst van opdracht de overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken. Ingevolge het tweede lid zijn de artikelen 7:401-7-412 BW, onverminderd artikel 7:413 BW, van toepassing, tenzij iets anders voortvloeit uit de wet, de inhoud of aard van de overeenkomst van opdracht of van een andere rechtshandeling, of de gewoonte.

De artikelen 7:408 en 7:413 BW staan niet eraan in de weg dat een opdrachtnemer met een consument-opdrachtgever in een overeenkomst tot kinderopvang een opzegtermijn overeenkomt, maar deze opzegtermijn mag in beginsel niet langer zijn dan een maand. Naast een opzegtermijn is een beding waarin wordt voorgeschreven tegen welke dag moet worden opgezegd (zoals tegen het eind van een kalendermaand) waarmee de toegestane opzegtermijn in feite wordt verlengd, niet toegestaan (vergelijk HR 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:198, NJ 2023/177)

Gelet op het vorenstaande is de commissie dan ook van oordeel dat de consument de overeenkomst, met de e-mail verzonden op 9 oktober 2023, mocht opzeggen per 20 januari 2024, zodat de overeenkomst eindigt per die laatste datum. Tussen partijen staat vast dat de consument na 20 januari 2024 geen gebruik heeft gemaakt van de diensten van de ondernemer en dat hij, nu de overeenkomst rechtsgeldig is beëindigd met ingang van 20 januari 2024, het te veel betaalde bedrag van € 425,17 dient terug te ontvangen. Nu de klacht gegrond wordt verklaard, ziet de commissie aanleiding om te bepalen dat de ondernemer het klachtengeld aan de consument dient te vergoeden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

verklaart de klacht gegrond;

bepaalt dat de ondernemer aan de consument een bedrag dient te vergoeden van € 425,17;

bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld;

bepaalt dat betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit advies.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer mr. E.A.J. Vergouwen, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. I. van der Kamp, secretaris, op 20 september 2024.