Commissie: Energie
Categorie: Warmte
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
117075
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de factuur van 14 januari 2018, waarbij in verband met warmtelevering alsnog een bedrag van € 491,55 wegens vastrecht in rekening is gebracht over de periode 25 november 2016 tot 24 november 2017 en de verhoging van het termijnbedrag naar € 103,40.
De consument heeft een bedrag van € 646,46 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument maakt bezwaar tegen het feit dat plotseling en zonder vooraankondiging na meer dan 5 jaar vastrecht in rekening wordt gebracht en het termijnbedrag wordt verhoogd. Consument stelt dat de ondernemer op grond van zijn aanvraag in 2012 alleen een prijsopgave d.d. 24 oktober 2012 heeft gestuurd, met een termijnbedrag van € 56,22. Naast deze brief heeft zij niets ontvangen van de ondernemer. Alle jaarnota’s zijn betaald, zo ook de jaarnota van 29 november 2017. Daarbij is nooit vastrecht in rekening gebracht.
Consument stelt dat zij nooit van de ondernemer heeft gehoord dat er een fout is gemaakt in de prijsopgave. Er is ook nooit gezegd dat de prijsopgave geen vastrecht bevatte. Ook heeft zij nooit een kennisgeving ontvangen over een voornemen om meer vastrecht in rekening te brengen.
De consument concludeert:
• de ondernemer heeft mij geen mededeling gedaan over een fout of vergissing in de prijsopgave van 2012 en ook niet over het voornemen om meer of ander soort vastrecht te vragen;
• volgens de Warmtewet hoort dit soort prijswijzigingen of voornemen tot prijswijzigingen en voorwaarden vooraf aan mij gemeld te worden;
• ook is nooit een nota hiervoor aan mij gestuurd; op een onbestaande nota kan de ondernemer geen recht doen gelden op de verjaringstermijn;
• op 5 januari 2018 ontving ik nog een brief over de ACM-tarieven waarin uitdrukkelijk staat vermeld: ´U ontvangt geen rekening of naheffing. Er verandert niets voor u!”;
• de leveringsvoorwaarden voor Warmte heb ik nooit ontvangen;
• door het vastrecht en het elektriciteitsverbruik van de warmtepomp wordt het warmtesysteem buitensporig duur en voldoet het niet aan het “niet meer dan anders”-principe;
• de ondernemer berekent de kosten op zeer nadelige wijze voor mij door niet uit te gaan van het verbruik op de tussenmeter maar van een gemiddeld verbruik.
De consument vordert:
• vernietiging van de factuur en verlaging van het termijnbedrag naar het oude niveau
• dat de overeenkomst kosteloos mag worden opgezegd
• dat de berekening van de kosten wordt aangepast aan het werkelijk verbruik en het “niet meer dan anders” -principe
• laten vervallen van de sommatie- en aanmaningskosten.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument maakt sinds 1 oktober 2012 gebruik van het warmtepompsysteem. Bij vaststelling van het termijnbedrag zijn wij abusievelijk uitgegaan van een huurwoning. In geval van een huurwoning s het vastrecht van de warmtepomp door de verhuurder van het project afgekocht. Bij koopwoningen dient het vastrecht voor aansluiting op het bronwarmtenet te worden betaald door de consument.
Dit is administratief niet goed uitgevoerd. Als gevolg van deze omissie hebben wij over de periode van oktober 2012 tot 25 november 2016 geen vastrechtkosten berekend. We hebben gemeend de vordering te beperken tot het lopend jaar. De consument heeft hierdoor een groot financieel voordeel genoten van € 2.000,–.
De brief van 4 januari 2018 moet louter worden gezien als extra informatie omtrent de verschillende energiecomponenten. Bij aanvang van de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden voor Bronwarmte en de Algemene Voorwaarden Verhuur Warmtepompen ter beschikking gesteld.
Op grond van de Algemene Voorwaarden (2014) zijn wij gerechtigd betaling te eisen van de geleverde diensten.
Bij warmte kan een klant niet kiezen bij welke leverancier wordt afgenomen. De consument kan derhalve niet overstappen. De consument betaalt voor het aanwezige warmtepompsysteem een vast bedrag per jaar, ongeacht zijn verbruik. Een berekening van het verbruik op basis van de tussenmeter is daarom niet mogelijk. De ondernemer houdt zich aan de jaarlijks door de ACM (Autoriteit Consument en Markt) voor alle energieleveranciers in Nederland vastgesteld minimum- en maximumprijzen.
Wij betreuren dat de consument met een hogere factuur wordt geconfronteerd. Wij zien echter, gelet op de reeds afgeboekte vastrechtbedragen, verder geen aanleiding om de vordering te matigen. De reeds berekende aanmaningskosten hebben wij uit coulance afgeboekt.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Naar het oordeel van de commissie staat, gelet op de uitleg die de ondernemer heeft gegeven, genoegzaam vast dat de consument sinds 2012 vastrecht verschuldigd is in verband met het warmtepompsysteem in zijn woning.
Door een omissie zijdens de ondernemer is dit bedrag echter nooit in rekening gebracht en is de consument ook niet eerder bericht dat hij dat bedrag verschuldigd is.
Dat is erg vervelend voor de consument, maar dat neemt echter niet weg dat de ondernemer in beginsel bevoegd is alsnog vastrecht in rekening te brengen, mits daarbij rekening wordt gehouden met de geldende verjaringstermijn van twee jaar. Nu de ondernemer de inning van het vastrecht voor het eerst in rekening brengt op de bestreden factuur van 14 januari 2018 over de periode van 25 november 2016 tot 24 november 2017 en de afziet van het alsnog innen van vastrecht over de periode daarvoor, moet worden geconstateerd dat de ondernemer zich aan de verjaringstermijn heeft gehouden. De commissie acht deze opstelling van de ondernemer ook alleszins redelijk.
De klachten van de consument over het niet kunnen opzeggen van de aansluiting, de hoogte van de tarieven en zijn verzoek om een tussenmeter te plaatsen, zijn naar het oordeel van de commissie terecht door de ondernemer afgewezen. Bij warmtelevering kan een consument inderdaad niet kiezen bij welke leverancier wordt afgenomen en dus ook niet overstappen. Verder is het juist dat de consument voor het aanwezige warmtepompsysteem een vast bedrag per jaar betaald, ongeacht zijn verbruik. Een berekening van het verbruik op basis van de tussenmeter is daarom niet mogelijk. Verder is genoegzaam gebleken dat de ondernemer zich houdt aan de jaarlijks door de ACM (Autoriteit Consument en Markt) voor alle energieleveranciers in Nederland vastgesteld minimum- en maximumprijzen.
De klacht van de consument moet derhalve ongegrond worden verklaard.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het in depot gestorte bedrag wordt aan de ondernemer betaald.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 14 september 2018.