
Commissie: Energie Zakelijk
Categorie: Jaarafrekening
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ENE11-0026
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft een vordering van het bedrijf op klager met betrekking tot het door het bedrijf aan klager in rekening gebrachte bedrag ad € 2.752,11 voor het verbruik van gas en elektriciteit (eindnota). Klager stelt dat de klacht in juli 2007 is ontstaan en dat hij de klacht in december 2007 schriftelijk aan het bedrijf heeft voorgelegd. Klager heeft een bedrag van € 2.949,66 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd. Standpunt van klager Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt. Volgens klager zijn er twee geschilpunten. Het eerste geschilpunt betreft de door het bedrijf aan klager in rekening gebrachte bedragen over de periode 1 maart 2006 tot en met 25 april 2007. Het ter discussie staande bedrag bedraagt volgens klager € 2.949,66. Het tweede geschilpunt betreft de facturen over 2010 die volgens klager resulteren in een vordering van klager op het bedrijf van € 2.921,32. Om die reden betaalde klager het verschil tussen de beide hiervoor genoemde bedragen, derhalve een bedrag ad € 28,34, aan het bedrijf, waarmee volgens klager over en weer alles tussen partijen werd verrekend. Het bedrijf dient de wijze van facturering inzichtelijker te maken. Ter zitting heeft klager verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Klager wenst niet te betalen voor verbruik dat niet door hem is genoten. Er heeft een meteromwisseling plaatsgevonden waarna een aantal correctienota`s aan klager zijn toegezonden. Voor klager is dit zo onoverzichtelijk dat hij dit niet kan volgen. Standpunt van het bedrijf Het standpunt van het bedrijf luidt in hoofdzaak als volgt. Het bedrijf heeft vanaf 1 maart 2006 tot 26 november 2009 elektra en tot 5 februari 2010 gas geleverd aan klager op het adres [straatnaam, plaats]. Het bedrijf heeft in verband met het eindigen van de overeenkomst met klager eindnota`s opgemaakt. Die eindnota`s zijn opgemaakt op basis van de gegevens uit het Toegankelijk Meetregister. Klager weigert van het bedrijf aan te nemen dat de correcties door het bedrijf zijn uitgevoerd op basis van de door de netbeheerder aangeleverde meterstanden. Het bedrijf heeft een overzicht overgelegd van hetgeen door het bedrijf aan klager in rekening werd gebracht en hetgeen door klager werd betaald. De conclusie is dat klager meer heeft verbruikt dan aan voorschotten door hem werd betaald. Uit het overzicht blijkt dat klager nog aan het bedrijf verschuldigd is een bedrag ad € 2.752,11. Ter zitting heeft het bedrijf verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. In het door het bedrijf van klager gevorderde bedrag ad € 2.752,11 is een bedrag ad € 300,– begrepen wegens voortijdige opzegging door klager. Het bedrijf heeft klager aangeboden uit coulance een bedrag ad € 200,– in mindering te brengen op het door klager te betalen bedrag, maar klager heeft dat aanbod geweigerd. Beoordeling van het geschil De commissie overweegt het volgende. Naar het oordeel van de commissie heeft het bedrijf in de door hem verstrekte overzichten, die als bijlagen bij het verweerschrift zijn gevoegd, voldoende inzicht verschaft over het verbruik en de kosten daarvan. Het bedrijf heeft eveneens een overzicht verschaft van alle betalingen welke door klager vanaf de start van de levering van gas en elektriciteit werden gedaan. Klager heeft ter zitting medegedeeld dat hij de overzichten heeft gecontroleerd. Klager heeft ter zitting geen argumenten naar voren gebracht die nopen tot de conclusie dat aan de juistheid van de door het bedrijf verstrekte overzichten zou moeten worden getwijfeld. De in de overzichten genoemde begin- en eindstanden worden op zich niet door klager betwist. Op grond van het vorenstaande neemt de commissie als uitgangspunt dat nog een bedrag ad € 2.752,11 ter betaling openstaat. Klager heeft ter zitting medegedeeld dat alle door hem aan het bedrijf gedane betalingen in het betreffende overzicht werden verwerkt, behoudens de hierboven vermelde betaling ad € 28,34. Dit is niet door het bedrijf betwist. De commissie zal dat bedrag in mindering brengen. De commissie kan op zich begrip opbrengen voor het feit dat de wijze van facturering en het gebrek aan een tussentijdse toelichting door het bedrijf ernstige verwarring heeft veroorzaakt bij klager, met als gevolg dat klager uiteindelijk geen vertrouwen meer had in de door het bedrijf verstrekte gegevens. De commissie acht het redelijk om wegens het door klager ondergane ongemak een bedrag ad € 200,– in mindering te brengen op de opeisbare hoofdsom. De commissie acht het om voormelde reden in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat klager een bedrag ad € 300,– wegens voortijdige beëindiging aan het bedrijf zou moeten betalen. Ook dat bedrag zal de commissie in mindering brengen. Het vorenstaande doet echter niets af aan het feit dat de stelling van klager dat hij niets meer aan het bedrijf verschuldigd zou zijn, onjuist is. In zoverre is de klacht dan ook ongegrond. Uit het vorenstaande vloeit voort dat klager nog aan het bedrijf verschuldigd is een bedrag ad € 2.223,77 (€ 2.752,11 – € 300,– – € 200,– – € 28,34 = € 2.223,77). Na de op 17 juni 2011 gehouden zitting, heeft klager zich bij brief d.d. 20 juni jl, met bijlagen tot de commissie gewend. Klager meldt in die brief – zakelijk weergegeven – dat op de persoonlijke pagina van de website van het bedrijf nieuwe facturen werden geplaatst, terwijl klager bovendien een herinneringsnota heeft ontvangen ad € 121,23, waarvan op de website van het bedrijf niets is terug te vinden. Klager spreekt in die brief zijn ongerustheid uit over de mogelijkheid dat hij na de uitspraak van de commissie nog geconfronteerd wordt met nieuwe facturen. De commissie overweegt te dien aanzien als volgt. Ter zitting is door het bedrijf bevestigd dat de vordering van het bedrijf op klager een bedrag ad € 2.752,11 bedraagt. Uit hetgeen hierboven werd overwogen blijkt dat de commissie daarover een beslissing heeft genomen. De commissie heeft geen aanleiding gezien om voormelde brief van klager voor nader commentaar door te sturen naar het bedrijf, omdat met het onderhavige bindend advies het geschil tussen partijen immers is beslecht. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door klager verlangde wordt afgewezen. Met inachtneming van het vorenstaande wordt het depotbedrag ad € 2.949,66 als volgt verrekend. Een bedrag ad € 2.223,77 dient te worden betaald aan het bedrijf. Het resterend bedrag ad € 725,89 dient te worden terugbetaald aan klager. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 17 juni 2011.