Commissie: Reizen
Categorie: Vervoer
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REI06-0662
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een overeenkomst van 24 februari 2006 via het boekingskantoor totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor twee personen naar Oman, met verblijf in diverse hotels op basis van logies en ontbijt, voor de periode van 3 maart t/m 15 maart 2006 voor de som van € 6.015,–. Standpunt van klager Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Met betrekking tot de geboekte reis hebben wij de navolgende klachten. Wij zouden met de vliegmaatschappij van Amsterdam naar Zürich en vervolgens naar Muscat in Oman vliegen. Door weersomstandigheden is de vertrekvlucht vertraagd en de aansluitende vlucht in Zürich gemist. De vertraging beliep 27 uur en als gevolg daarvan hebben wij het culturele gedeelte van de reis gemist. Tot overmaat van ramp zijn onze koffers niet aangekomen. Zij arriveerden pas na vijf dagen, ’s avonds laat. Wij hebben noodaankopen moeten doen en veel ergernissen ondervonden. De reisleider heeft ons diverse malen verzekerd dat de reisorganisator contact zou opnemen met de vliegmaatschappij. Na aankomst thuis vernamen wij van de reisorganisator via een laconiek briefje, dat wij de schade maar via onze verzekeringsmaatschappij moesten declareren. Wij verwijten de reisorganisator dat deze op 24 april 2006 nog steeds geen contant had opgenomen met de vliegmaatschappij. Door het een en ander hebben wij reisgenot gederfd en extra kosten moeten maken. Klager verlangt een redelijke vergoeding. Ter zitting heeft klager nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Bij de klacht wordt volhard. De door mij afgesloten doorlopende bagage- en ongevallenverzekering gaf in casu geen soelaas, omdat er geen dekking gold buiten Europa. Ik heb wel een claim ingediend. Ik had geen kans om een werelddekking te regelen, omdat er slechts twee dagen voor vertrek was geboekt. Ik weet niet of er een annuleringsverzekering gold die recht gaf op een vergoeding voor verloren dagen. Ik heb in Zürich overigens een nacht in een goed hotel verbleven. Van de groep hadden 24 personen te maken met vertraagde koffers, die pas op het eind van de zesde dag arriveerden. Op de eerste beoogde reisdag stonden bezoeken aan musea gepland. Die zijn dus niet doorgegaan. De hostess heeft overigens alles in het werk gesteld om de problemen op te lossen. Standpunt van de reisorganisator Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt. Wij beroepen ons op overmacht vanwege de slechte weersomstandigheden, die vluchtvertragingen tot gevolg hadden. Wij hebben alles in het werk gesteld om de passagiers zo goed mogelijk te helpen en te informeren. Wij zijn niet verantwoordelijk voor de gevolgen van de vertraging van de vlucht en de kofferaflevering. Bij thuiskomst hebben wij alle passagiers bericht dat zij de onkosten voor de noodaankopen en niet genoten vakantiedagen konden claimen bij de VVAA Reisverzekering. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de reisorganisator verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Klager had wel degelijk een maand de kans om een werelddekking af te sluiten. De overmacht werd bij vertrek gevormd door het zeer slechte weer in Zürich, alwaar op een ander vliegtuig overgestapt zou worden. Wij hebben alles in het werk gesteld om de problemen het hoofd te bieden. Een inderhaast gehuurd ander vliegtuig had ook technische problemen en kon slechts een deel van de passagiers voor Oman meenemen. De beide betrokken vliegmaatschappijen kibbelden over de vraag wie verantwoordelijk is geweest voor de vertraagde koffers. Met de andere maatschappij zijn wij nog bezig. De passagiers die bij VVAA verzekerd waren, hebben een vergoeding van twee dagen uitgekeerd gekregen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie is na kennisname van de inhoud van de gedingstukken en na het horen van partijen ter zitting, dat de reisorganisator zich op goede gronden heeft kunnen beroepen op overmacht, te weten een vertraagd vertrek vanwege onvoorzien slechte weeromstandigheden. Nu ook niet of niet voldoende is gebleken dat de reisorganisator niet naar maatstaven van redelijkheid getracht zou hebben om de daarvoor gerezen problemen het hoofd te bieden, kan de reisorganisator niet aansprakelijk gehouden voor de gevolgen van de vertraging. Zulks overigens nog daargelaten de vraag of het niet op de weg van klager had gelegen om zich deugdelijk te verzekeren voor het verlies van vakantiedagen als gevolg van overmacht van de reisorganisator. Op het punt van de vertraagde koffers is de commissie van oordeel dat de reisorganisator onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, dat hem hier geen verwijt treft. Meer speciaal is hier aannemelijk geworden een tekortschieten van door de reisorganisator ingeschakelde hulppersonen, die hadden dienen te zorgen voor een meer voortvarende aflevering van de koffers aan het reisgezelschap, waaraan niet afdoet dat dit reeds aan de rondreis was begonnen. De reisorganisator is onvoldoende specifiek geweest met argumenten, die op dit punt tot een ander oordeel hadden moeten leiden. Waar het evident is dat een vertraagde aflevering van de koffers in een land als Oman ergernis teweegbrengt en gederfd reisplezier oplevert, acht de commissie een vergoeding als na te noemen redelijk en billijk, gelet op de omstandigheden. Deze vergoeding zal dan ook worden opgelegd aan de reisorganisator. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De reisorganisator betaalt aan klager een vergoeding van € 250,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 60,– aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 205,–. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 28 juni 2006.