Commissie: Reizen
Categorie: Aansprakelijkheid
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
119427
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 24 april 2018 met de reisorganisator tot stand gekomen overeenkomst, waarbij de reisorganisator zich heeft verplicht tot het leveren van een vliegvakantie naar Rhodos in Griekenland voor drie personen, gedurende de periode van 29 juli tot en met 6 augustus 2018, voor de som van € 1.927,–.
Standpunt van klager
Het standpunt van klager luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt.
Klager is met een vertraging van meer dan 24 uur in het hotel aangekomen. De reisorganisator heeft de vertraging onvoldoende begeleid en afgehandeld. De vakantie van klager werd hierdoor met 25% bekort. De reisorganisator beroept zich alleen maar op overmacht en wil alleen de visa vergoeden.
Klager heeft extra kosten moeten maken voor visa ad € 25,– per stuk.
Klager verlangt een vergoeding van € 600,– totaal.
Ter zitting heeft klager nog verklaard dat hij inziet dat de reisorganisator betreffende het feit van het noodzakelijk uitwijken naar Turkije geen verwijt treft. Het gaat klager met name om de gebrekkige begeleiding en communicatie tijdens de 24 uur durende vertraging.
Standpunt van de reisorganisator
Het standpunt van de reisorganisator luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt.
Vertragingen zijn helaas nooit te voorkomen. In dit geval lag de oorzaak van de vertraging in het sluiten van de luchthaven van Rhodos door de luchtverkeersleiding voor inkomend verkeer. De vlucht heeft daardoor moeten uitwijken naar Dalaman (Turkije) en klager is een dag later naar Rhodos gevlogen.
Door deze onvoorziene omstandigheid moest voor alle passagiers naar accommodatie worden gezocht die voor een nacht beschikbaar was en dat is in het hoogseizoen niet eenvoudig. Zeker omdat deze vlucht niet de enige was die is uitgeweken naar Turkije.
Deze vlucht komt niet voor een vergoeding volgens de EU-verordening in aanmerking. De oorzaak van de vertraging ligt buiten de invloedssfeer van de reisorganisator en wordt door de Inspectie Leefomgeving en Transport aangemerkt als een bijzondere omstandigheid.
Volgens de ANVR Reisvoorwaarden draagt een ieder zijn eigen schade wanneer een reis niet verloopt overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de overeenkomst redelijkerwijs mocht hebben, wegens omstandigheden die noch aan de reiziger, noch aan de reisorganisator zijn toe te rekenen.
De reisorganisator betreurt de ervaringen van klager en had hem deze graag bespaard. De reisorganisator heeft klager op 10 augustus 2018 vergoeding van de gemaakte visumkosten aangeboden en daarnaast aangeboden eventueel verder gemaakte kosten voor eten en drinken te vergoeden. De reisorganisator acht geen gronden aanwezig om een verdere vergoeding toe te kennen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft de omstandigheden van het onfortuinlijke verloop van de heenreis naar de vakantiebestemming onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, een voorval waarbij een uitzondering wordt gemaakt op een consument beschermende bepaling (compensatie). Nu de vertraging voor de luchtvaartmaatschappij een buitengewone omstandigheid betreft, kan ook de reisorganisator zich daarop beroepen. Kort gezegd: de vertraging was het gevolg van overmacht.
Desalniettemin was de reisorganisator op grond van wet- en regelgeving en de toepasselijke ANVR Reisvoorwaarden gehouden om de getroffen reizigers naar gelang de omstandigheden hulp en bijstand te verlenen. Indien de oorzaak van de omstandigheden noch aan klager noch aan de reisorganisator zijn toe te rekenen, dragen partijen daarbij ieder hun eigen schade.
De commissie acht aannemelijk dat het voor de reisorganisator een grote opgave is geweest om voor alle 300 passagiers uit alleen al dit vliegtuig, binnen korte tijd onderkomen en vervoer te regelen. Dat dit tijd kostte acht de commissie dan ook niet verwijtbaar. Wel is de commissie in alle redelijkheid van oordeel dat de communicatie naar de betrokken reizigers beter had gekund.
Alle aan de commissie gebleken feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, acht de commissie het zeker aannemelijk dat klager gedurende de eerste 24 uur van zijn vakantie ongerief heeft ondervonden, niet alleen vanwege het feit van de vertraging op zich, waarvoor de reisorganisator niet verantwoordelijk kan worden gehouden, maar ook vanwege de gebrekkige communicatie, waarvoor de reisorganisator wel verantwoordelijk is. De commissie meent evenwel dat de enkele klacht over de gebrekkige communicatie op zichzelf niet van dien aard is dat daarvoor een vergoeding in geld op zijn plaats is.
Wel is de reisorganisator gehouden tot betaling van de aangeboden vergoeding van € 75,– voor visa.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De klacht is ongegrond.
Het door klager verlangde wordt afgewezen.
De reisorganisator is gehouden te handelen overeenkomstig zijn aanbod, indien en voor zover daaraan nog niet is voldaan.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 1 oktober 2018.