Vertraging met vliegtuig, reisorganisator moet vergoeding betalen naast de vergoeding van de luchtvaartmaatschappij.

  • Home >>
  • Reizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Aansprakelijkheid    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 107694

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 7 januari 2016 via een boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst, waarbij de reisorganisator zich verplicht heeft tot het leveren van een vliegreis voor 8 personen naar Curaçao met verblijf in een hotel op basis van logies voor de periode van 7 mei 2016 t/m 16 mei 2016 voor de som van € 12.310,–.

Standpunt van klager

Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.

Op de dag van vertrek bleek het vliegtuig als gevolg van technische mankementen niet kon vertrekken. Op een gegeven moment kwam de mededeling dat we konden overnachten in Eindhoven, of zelfs in Düsseldorf. We mochten ook zelf een hotel zoeken in Amsterdam of met de taxi naar huis. Uiteindelijk hebben we besloten om met de taxi naar huis te gaan om daar te overnachten.
Die dag kregen we om 22.30 uur per sms te horen dat de vlucht de volgende dag om 13.00 uur zou vertrekken. Die vlucht had echter eveneens vertraging vanwege een of andere storing. Uiteindelijk zijn we rond de klok van 15.30 uur vertrokken.

De geplande directe vlucht, voor ons de reden om voor deze maatschappij te kiezen, werd een indirecte vlucht met een tussenstop op Bonaire. We zijn op 7 mei 2016 om 22.30 uur (lokale tijd) aangekomen in ons hotel. Dat is toch wat anders dan de geplande aankomsttijd van 15.35 op 6 mei 2016. Bijna anderhalve dag met veel stress en ellende later.

Ik verlang een vergoeding voor de gemiste vakantietijd, de gemiste overnachting in het hotel en vooral voor de stressvolle start.

Klager verzoekt de commissie een vergoeding van € 250,– per persoon toe te kennen.

Standpunt van de reisorganisator

Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.
 
De betrokken luchtvaartmaatschappij heeft ingevolge Europese regelgeving een vergoeding aangeboden van € 600,– per persoon. De reisorganisator is van mening dat een extra vergoeding niet op zijn plaats is.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft als volgt overwogen.

Vaststaat dat de vlucht van klager een substantiële vertraging heeft opgelopen, in het kader waarvan de betrokken luchtvaartmaatschappij op basis van Verordening 261/2004 van de Europese Unie (hierna: de Verordening) een vergoeding van € 600,– per persoon heeft toegekend.

De commissie merkt op dat het krijgen van een vergoeding op grond van de Verordening niet uitsluit dat klager een schadevergoeding van de reisorganisator kan verlangen. Daarbij dient overigens in ogenschouw te worden genomen dat de vergoeding op grond van de Verordening wordt toegekend voor vertraging en dat daarbij geen onderscheid wordt gemaakt voor een reiziger die slechts een ticket heeft geboekt en de reiziger die een pakketreis heeft geboekt. Met andere woorden, in beide gevallen wordt dezelfde vergoeding toegekend.

In het geval een reiziger een pakketreis heeft geboekt, is het echter niet onaannemelijk dat er sprake is van meerkosten, bijvoorbeeld in de zin van hotelkosten die zijn betaald voor de nacht dat de reiziger niet van het hotel gebruik heeft kunnen maken vanwege de vertraging, of van dermate ongerief, dat deze niet in verhouding staat tot de vergoeding op basis van de Verordening.

In het onderhavige geval heeft het reisgezelschap van klager de eerste nacht in het hotel niet kunnen genieten als gevolg van de vertraging. Voorts hebben klager en zijn medereizigers verhoudingsgewijs veel ongerief ondervonden als gevolg van de vertraging. Noodgedwongen zijn zij per taxi naar huis gegaan om daar de nacht door te brengen. De uitgestelde vlucht bleek wederom vertraging te hebben en er was – anders dan bij de oorspronkelijke vlucht – sprake van een tussenstop op Bonaire.

Op grond van het voorgaande, en alle aan de commissie gebleken feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, is de commissie van oordeel dat de reisorganisator bij het uitvoeren van het overeengekomene zodanig tekort is geschoten en klager daardoor zodanig ongerief heeft onder¬vonden, dat de reisorganisator klager een vergoeding verschuldigd is. De commissie stelt deze vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast op het hierna te noemen bedrag.

Ingevolge het reglement van de commissie dient de reisorganisator aan de commissie de hierna te noemen bijdrage in de kosten van de behandeling van het geschil te voldoen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht gegrond.

De reisorganisator dient aan klager in totaal een bedrag van € 2.000,– (achtmaal € 250,–) te voldoen. Betaling dient plaats te vinden binnen één maand na verzenddatum van dit bindend advies.

De reisorganisator dient daarnaast overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van  € 127,50 aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie een bedrag verschuldigd van € 500,– als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 16 maart 2017.