Voegen partij; niet op vragenformulier

De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Kosten / Depot    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ENE06-2694

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de waarborgsom van € 1.500,–.

De consument heeft een bedrag van € 215,– niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

De consument heeft in september 2006 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

In december 2005 zijn we verhuisd. Door de drama’s met de ondernemer en een betalingsachterstand zijn we anderhalf afgesloten geweest van gas en elektriciteit. Onze zonen hebben onze woning in Berkel gekocht. De ondernemer heeft van hen een waarborg ten bedrage van € 1.500,– gevraagd, welk bedrag wij samen met onze zonen hebben betaald. In september 2006 zouden we dit bedrag terugkrijgen, maar de ondernemer is niet bereid het bedrag terug te betalen omdat nu onze zonen wanbetalers zouden zijn.

De consument verlangt de betaalde waarborgsom terug.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Wij achten de consument niet-ontvankelijk in haar klacht, aangezien de borg niet het adres van de consument betrof. Het pand was verkocht aan de zonen van de consument en deze hebben een borg moeten voldoen, aangezien het een risicoadres betrof gezien het betalingsverleden. Het feit dat de ouders eventueel meebetaald hebben aan deze borg doet hier niet aan af. Eventuele teruggave zal aan de verbruiker geschieden. Deze kan zonodig verrekenen met andere geldschieters.

Indien zou blijken dat de consument gemachtigd was namens de betreffende verbruiker op te treden, quod non, dan dient een depotbedrag gestort te worden voor de huidige achterstand op het betreffende adres ten bedrage van € 215,–, waarmee overigens ook reeds duidelijk wordt dat er thans geen recht bestaat om teruggave van het depotbedrag (commissie: bedoeld wordt waarborgsom), aangezien er bepaald geen sprake is van onberispelijk betalingsgedrag.

Bij brief van 26 februari 2007 heeft de ondernemer zijn standpunt nog nader toegelicht. Aan de zonen van de consument, welke een nieuwe aanvraag tot levering van energie indienden, is in september 2005 een borg gevraagd van € 1.500,–, aangezien dit een zogenaamd risicoadres betrof, dat wil zeggen een adres met een slecht betalingsverleden. De nieuwe eigenaren van het pand, nota bene de zonen van de consument, dienden derhalve een waarborg te voldoen om dit risico voor ons af te dekken, een en ander volgens artikel 15 van de Algemene voorwaarden. Gelet op de nieuw ontstane betalingsachterstand concluderen wij dat restitutie van de waarborgsom thans nog steeds niet aan de orde is.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Bij brief van 16 februari 2007 heeft de commissie de ondernemer meegedeeld dat de commissie zich eerst – dat wil zeggen voordat wordt overgegaan tot inhoudelijke behandeling van het geschil – dient uit te laten over de ontvankelijkheid van de klacht van de consument, nu de ondernemer zich erop heeft beroepen dat de consument niet ontvankelijk is in haar klacht. In dit kader is voorts meegedeeld dat er om proceseconomische redenen voor gekozen is om zowel de ontvankelijkheid als de inhoudelijke behandeling van het geschil tegelijkertijd tijdens een zitting aan de orde te stellen.

Ter zitting is vastgesteld dat de klacht niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden, aangezien de klacht op naam staat van de consument maar de betaling van de waarborgsom betrekking heeft op de woning die op naam staat van de zonen van de consument.
Ondanks het feit dat de consument door de commissie is gewezen op de mogelijkheid dat haar beider zonen zich konden voegen in de onderhavige procedure, is geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid. Ter zitting is één van de zonen van de consument verschenen en om de eerdergenoemde proceseconomische redenen heeft de commissie aan de vertegenwoordigster van de ondernemer de vraag voorgelegd of de verschijning van de zoon van de consument kon worden opgevat als voeging van hem in deze zaak, opdat zou kunnen worden overgegaan tot de inhoudelijke behandeling van het geschil. Na ruggespraak met het hoofdkantoor heeft de vertegenwoordigster van de ondernemer zich akkoord verklaard met de voeging van de zoon en derhalve met een inhoudelijke behandeling van het geschil.

Met betrekking tot de waarborgsom die is betaald, overweegt de commissie dat zij de ondernemer niet kan volgen in zijn zienswijze dat in het onderhavige geval een waarborgsom kon worden gevraagd. Een waarborgsom kan naar het oordeel van de commissie worden gevraagd aan de consument indien deze zelf een slecht betalingsgedrag heeft vertoond. Een dergelijk betalingsgedrag kan echter niet worden tegengeworpen aan de opvolgende eigenaar van de woning van de consument. Dat de opvolgende eigenaren van de woning in kwestie de zonen van de consument zijn, maakt dat niet anders. Het voorgaande brengt met zich dat de ondernemer is gehouden de waarborgsom ten bedrage van € 1.500,– terug te betalen aan de zonen van de consument.

De consument heeft een bedrag van € 215,– bij de commissie in depot gestort. Deze depotstorting staat echter niet in verband met het onderwerp van dit geschil, te weten de betaling van de waarborgsom. De depotstorting heeft immers plaatsgevonden in verband met een door de ondernemer gestelde betalingsachterstand. In het licht hiervan dient het depotbedrag aan de consument te worden terugbetaald.

Gelet op het voorgaande zal de klacht gegrond worden verklaard.

Ingevolge het reglement van de commissie dient de ondernemer aan de commissie de hierna te noemen bijdrage in de kosten van de behandeling van het geschil te voldoen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht gegrond.

De ondernemer betaalt de waarborgsom ten bedrage van € 1.500,– terug aan de zonen van de consument. Betaling dient plaats te vinden binnen twee weken na verzending van dit bindend advies.

Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.

Een bedrag van € 215,– komt aan de consument toe.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 17 april 2007.