Voormalig studentenhuis; consument nog steeds contractspartij; ondernemer heeft nagelaten eerder concreet tot actie over te gaan; hoofdvordering door beiden gedragen.

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Verhuizing    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ENE08-1139

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de jaarafrekening over het jaar 2006/2007 terzake de levering van elektriciteit en gas (over de periode vanaf 16 april 2006 tot 7 mei 2007) ten bedrage van in totaal € 4.588,26.

De consument heeft een bedrag van € 4.588,26 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

De consument heeft op 14 november 2007 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
 
In de periode 1996-1999 woonde ik in een studentenhuis te ###. Ik huurde daar een kamer. Aanvankelijk was de huur inclusief gas en elektriciteit. In 1997 werd de huur exclusief gas en elektriciteit en moesten wij het als studenten zelf gaan regelen. Toen heb ik (in december 1997) die verantwoordelijkheid op mij genomen. In augustus 1999 heb ik mijn huurcontract opgezegd en heb ik het studentenhuis verlaten. Ook de gezamenlijke bankrekening van waaruit de kosten van onder andere elektriciteit werden betaald heb ik overgedragen aan een toenmalige huisgenoot die eveneens de coördinatie en organisatie van het gas en de elektriciteit van mij heeft overgenomen. Begin november 2007 ontving ik ineens een brief van een gerechtsdeurwaarderskantoor met het verzoek of ik een bedrag van € 6.096,25 wilde betalen aan de ondernemer. Ik heb toen aangegeven geen klant te zijn en vervolgens bleek het om niet betaalde rekeningen van mijn oude studentenhuis te ### te gaan. De ondernemer gaf aan dat de rekeningen over de periode april 2006 t/m juli 2007 niet waren betaald. Ik heb aangegeven dat ik al ruim acht jaar niet meer op dat adres woonde en dat ik ook op geen enkele andere manier relaties heb onderhouden dan wel heb gehad met het studentenhuis. Inmiddels ben ik aan de weet gekomen wie degene is die door de levering van gas en elektriciteit ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van mij, hetgeen tevens is verklaard door de huiseigenaar van het studentenhuis. Ik ben derhalve niet de verbruiker geweest in de periode dat er aan de ondernemer niet is betaald. Verder staat de bankrekening van waaruit de rekeningen van de ondernemer zijn betaald al in ieder geval sedert 2001 niet meer op mijn naam.
 
Ter zitting heeft de consument verder nog – in de hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
 
Ik heb mij in november 1997 bij de ondernemer als klant aangemeld. Ik heb in 1999 het studentenhuis verlaten en heb de elektriciteits- en gasbesognes overgedragen aan een huisgenoot. Ook de bankrekening van waaruit de ondernemer werd betaald die op naam stond van het studentenhuis is overgedragen aan een huisgenoot. De Rabobank heeft schriftelijk bevestigd dat ik sedert 2001 geen rekeninghouder meer van dat rekeningnummer ben. De administratie van de Rabobank gaat niet verder terug dan 2001, maar in mijn herinnering is dat al in 1999 gebeurd. Ik weet niet of ik destijds het leveringscontract met de ondernemer heb opgezegd. De naam van de rekeninghouder komt in ieder geval niet overeen met die van de contractant en dat had volgens mij de ondernemer wel kunnen weten. Verder heb ik lang moeten wachten op een reactie van de ondernemer en bleek vervolgens ook dat de door de ondernemer berekende rentekosten niet klopten zodat de vordering naar beneden is bijgesteld. Daarnaast vind ik het vreemd dat de ondernemer pas in mei 2007 tot actie is overgegaan, terwijl er sedert april 2006 niet meer werd betaald. Ik vind dat de ondernemer eerder tot actie had moeten overgaan. Ik heb de werkelijke verbruiker via internet kunnen achterhalen. Ik doe een beroep op de redelijkheid en billijkheid en vind dat de vordering niet in mijn schoenen kan worden geschoven.
 
De consument verlangt dat de ondernemer haar vordering gaat verhalen op de daadwerkelijke verbruikers van het gas en de elektriciteit over de periode dat er niet is betaald.
 
Standpunt van de ondernemer
 
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
 
De consument heeft omstreeks 31 december 1997 een overeenkomst afgesloten bij de rechtsvoorganger van de ondernemer, dat door de ondernemer is overgenomen. De overeenkomst bestond uit het afnemen van gas en elektriciteit op het verbruikersperceel te ###. De ondernemer heeft van het rekeningnummer eindigend op de cijfers …693 altijd de betalingen ontvangen. Vanaf 16 april 2006 is er echter een openstaand saldo ontstaan. De consument was toen nog steeds contractspartij van de ondernemer. De overeenkomst is door de ondernemer opgezegd op 7 mei 2007 door middel van het beëindigen van de levering. Tot 7 mei 2007 is er nooit een opzegging ontvangen van de consument waardoor deze altijd als contractspartij is gezien. De consument is daarom verantwoordelijk voor de openstaande vordering.
 
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in de hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
 
De ondernemer heeft nooit een afmelding van de consument gekregen. Alle verstuurde rekeningen zijn op naam geweest van de consument. Alle (jaar)afrekeningen zijn ook op naam van de consument verstuurd geweest naar het adres in ###. De betalingen vonden plaats via automatische incasso en tot april 2006 is er gewoonweg betaald. Het was de ondernemer niet bekend dat het ging om een studentenhuis. De ondernemer is na het stoppen van de betalingen per april 2006 nog een jaar blijven doorleveren. In die periode zijn er overigens wel aanmaningen en sommaties verstuurd geweest. Wanneer precies bij niet betaling tot afsluiting wordt overgegaan is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, maar normaal gesproken zal dat een periode van vier maanden beslaan na het stoppen met betalen waarbij overigens heeft te gelden dat in de winterperiode niet snel tot afsluiting zal worden overgegaan. De ondernemer is bereid om de gemaakte incassokosten te laten vallen zodat terzake de vordering volstaan wordt met de hoofdsom van € 4.588,26.
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
Vaststaat dat de consument op of omstreeks 31 december 1997 een leveringscontract heeft gesloten met de rechtsvoorganger van de ondernemer voor de levering van elektriciteit en gas, waarbij de rechtsvoorganger van de ondernemer later is overgenomen door de ondernemer. Uit niets is gebleken dat de consument bij zijn verhuizing (in 1999) dan wel later het door hem gesloten leveringscontract heeft opgezegd/beëindigd. Daardoor is de consument de contractspartij voor de levering van gas en elektriciteit aan het pand te Eindhoven gebleven, ook in de periode dat hij dat pand allang had verlaten. Doordat de consument heeft nagelaten dat leveringscontract te beëindigen/op te zeggen heeft hij het risico op zich genomen dat hij zelf aansprakelijk zou kunnen worden gesteld en gehouden voor de betaling van de op zijn naam aan het pand/studentenhuis geleverde energie. In dat opzicht heeft de ondernemer terecht de consument aangesproken. Dat het rekeningnummer van waaruit de ondernemer werd betaald al jaren niet meer op naam stond van de consument en dat hij ook al jarenlang het pand niet meer bewoonde (en dus ook geen feitelijk verbruiker was van de geleverde energie) doet aan het feit dat de consument de contractspartij was voor de ondernemer niet af.
Wel acht de commissie de periode van een jaar dat de ondernemer ondanks het uitblijven van betalingen toch is blijven leveren gezien de feiten en omstandigheden van dit geval aan de te lange kant; als de ondernemer eerder harder had ingegrepen was haar vordering op de consument een stuk lager geweest. De commissie meent dan ook dat de ondernemer sneller tot actie had kunnen overgaan waardoor de vordering op de consument niet zo hoog was opgelopen zoals in deze zaak is gebeurd. Enerzijds kan derhalve de consument als contractspartij door de ondernemer voor betaling worden aangesproken en anderzijds heeft de ondernemer nagelaten eerder concreet tot actie over te gaan zodat de commissie het redelijk en billijk acht dat de door de ondernemer gevorderde hoofdsom van € 4.588,26 door beiden wordt gedragen, hetgeen betekent dat de consument gehouden is terzake de vordering van de ondernemer een bedrag van € 2.294,13 aan de ondernemer te betalen. Nu de consument minder hoeft te betalen dan waarvoor hij is aangesproken is zijn klacht deels gegrond.
 
Ten overvloede merkt de commissie nog op dat de consument en de ondernemer kunnen trachten de bedragen te verhalen op diegenen die in de bewuste periode het voormalige studentenhuis hebben bewoond en dus van de geleverde energie hebben geprofiteerd.
 
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht deels gegrond is.
 
Derhalve wordt als volgt beslist.
 
Beslissing
 
Met inachtneming van het bovenstaande wordt van het depotbedrag een bedrag van € 2.294,13 aan de ondernemer betaald en wordt een bedrag van € 2.294,13 aan de consument geretourneerd.
 
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden terzake van het klachtengeld.
 
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
 
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 31 oktober 2008.