Voorzitter lokale oudercommissie niet bevoegd om namens centrale oudercommissie klacht in te dienen

  • Home >>
  • Kinderopvang >>
De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 55488/62438

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De ondernemer beheert meerdere opvanglocaties waarvan de lokale oudercommissies verenigt zijn in een centrale oudercommissie. De centrale oudercommissie vindt dat de ondernemer hun onvoldoende heeft geïnformeerd over de nieuwe tarieven en openingstijden en dat hij onvoldoende onderbouwd heeft waarom hij het negatieve advies van de centrale oudercommissie heeft afgeslagen. Volgens de ondernemer heeft de voorzitter van de lokale oudercommissie de klacht ingediend en is hij niet lid van de centrale oudercommissie. Omdat deze voorzitter niet bevoegd is om namens de centrale oudercommissie een klacht in te dienen, moet de klacht niet-ontvankelijk verklaard worden. De commissie oordeelt dat de lokale voorzitter niet bevoegd is om namens de centrale oudercommissie een klacht in te dienen. Het argument dat deze lokale oudercommissie de enige is die de afgelopen (corona)tijd heeft deelgenomen aan de centrale oudercommissie en dus bevoegd zou moeten zijn, vormt geen uitzondering hierop. De klacht is niet-ontvankelijk.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op het verstrekken van al dan niet voldoende informatie bij de adviesaanvraag van de ondernemer met betrekking tot de voorgestelde tariefsverhoging en verruiming van de openingstijden voor 2021.

Standpunt van de centrale oudercommissie
Voor het standpunt van de centrale oudercommissie verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De kinderdagopvanglocatie [naam desbetreffende locatie] is één van de kinderopvanglocaties van de ondernemer. Deze locatie heeft een eigen oudercommissie. Daarnaast is er bij de ondernemer sprake van een centrale oudercommissie waarin de meeste lokale oudercommissies plaats (zouden moeten) nemen. De afgelopen vergaderingen was de oudercommissie van [desbetreffende locatie] de enige aanwezige lokale oudercommissie met mandaat. Dit is de reden dat de centrale oudercommissie het advies met betrekking tot de adviesaanvraag over de tarieven en de openingstijden (dagvenster) in 2021 heeft uitgebracht en dit is ook de reden dat dit geschil wordt voorgelegd in de hoedanigheid van centrale oudercommissie.

De centrale oudercommissie is van mening dat de ondernemer onvoldoende informatie heeft verstrekt ten aanzien van de voorgestelde tariefsverhoging en verruiming van de openingstijden voor 2021. In de ogen van de centrale oudercommissie heeft de ondernemer tevens onvoldoende onderbouwd waarom hij van het uitgebrachte negatieve advies is afgeweken.

De centrale oudercommissie heeft de adviesaanvraag op 28 augustus 2020 ontvangen en deze besproken in haar vergadering van 23 september 2020. Naar aanleiding van deze vergadering heeft de ondernemer op 7 oktober 2020 voorafgaand aan die vergadering gestelde vragen van de centrale oudercommissie beantwoord en een aanvullend rekenvoorbeeld aangeleverd. Op 13 oktober 2020 heeft de centrale oudercommissie de ondernemer per email laten weten dat de beantwoording van die vragen in haar ogen ontoereikend was en heeft zij een aanvullend informatieverzoek gedaan. De ondernemer heeft dit informatieverzoek op 19 oktober 2020 afgewezen. Op basis van de beschikbare informatie heeft de centrale oudercommissie op 21 oktober 2020 een negatief advies uitgebracht. Het ontvangen kostenoverzicht toont slechts een aantal individuele verwachte relatieve kostenstijgingen die buiten de context van een volledige begroting niet te toetsen of te beoordelen zijn. Daarnaast is de voorgestelde verhoging in bruto maandkosten voor ouders niet consistent met verwachte hogere kosten in 2021 volgens hetzelfde kostenoverzicht. Deze inconsistentie is op geen enkele wijze te verifiëren door de centrale oudercommissie. De ondernemer heeft op 30 oktober 2020 in een reactie laten weten dat het uitgebrachte advies niet opgevolgd zal worden.

De centrale oudercommissie verlangt dat er alsnog wordt voldaan aan de informatievraag en dat er op basis daarvan een nieuw overleg kan plaatsvinden met betrekking tot de adviesaanvraag over de tarieven en de openingstijden voor 2021.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer beheert 63 kinderopvanglocaties. Op 22 locaties is een oudercommissie ingesteld. Tevens fungeert een centrale oudercommissie. Van de 22 lokale oudercommissies hebben er 9 de centrale oudercommissie gemachtigd om namens hen het adviesrecht uit te oefenen met betrekking tot de wijziging van de prijs van de kinderopvang.

De ondernemer heeft op 26 augustus 2020 aan de lokale oudercommissies en aan de centrale oudercommissie advies gevraagd om de tarieven voor zowel de dagopvang als de BSO met ingang van 1 januari 2021 te verhogen met 2,5%.

De klacht is ingediend door de voorzitter van de lokale oudercommissie van [desbetreffende locatie] (hierna ook te noemen: de LOC-voorzitter). Volgens de vermelding op het vragenformulier zou de LOC-voorzitter tevens lid zijn van de centrale oudercommissie.

De lokale oudercommissie van [desbetreffende locatie] heeft haar adviesrecht over de wijziging van de prijs van kinderopvang overgedragen aan de centrale oudercommissie. Deze lokale oudercommissie was dus niet bevoegd om zelfstandig advies uit te brengen en om dezelfde reden evenmin bevoegd om een klacht die betrekking heeft op het adviesrecht van de centrale oudercommissie in te dienen bij de commissie.

De LOC-voorzitter stelt in het vragenformulier dat de klacht tevens wordt ingediend namens de centrale oudercommissie. Hij motiveert dit met de stelling dat op de vergadering van 23 september 2020 geen vertegenwoordiging van de centrale oudercommissie aanwezig was en dat de lokale oudercommissie van [desbetreffende locatie] de enige aanwezige lokale oudercommissie met mandaat was. Hij acht zich om die reden bevoegd om namens de centrale oudercommissie de klacht in te dienen.

De ondernemer bestrijdt de bevoegdheid van de LOC-voorzitter. Het enkele feit dat op de vergadering van 23 september 2020 geen leden van de centrale oudercommissie aanwezig waren, brengt niet mee dat de bevoegdheid om de centrale oudercommissie te vertegenwoordigen, komt te liggen bij een wel aanwezig lid van een lokale oudercommissie.

De ondernemer bestrijdt tevens dat de LOC-voorzitter lid is van de centrale oudercommissie. Het lidmaatschap van de centrale oudercommissie komt tot stand door een benoemingsbesluit na kandidaatstelling voor een vacature waarvoor zo nodig een verkiezing wordt gehouden. Benoeming heeft niet plaats gevonden.

De adviesaanvraag is op 23 september 2020 besproken in de vergadering van de centrale oudercommissie. Voorafgaand aan deze vergadering heeft de ondernemer nog een aantal schriftelijke vragen ontvangen van de lokale oudercommissie [desbetreffende locatie]. De ondernemer heeft op die vragen bij gelegenheid van deze vergadering en naderhand op 7 oktober 2020 schriftelijk gereageerd.

Op 22 oktober 2020 heeft de ondernemer een negatief advies ontvangen van de lokale oudercommissie [desbetreffende locatie]. Het negatieve advies werd gemotiveerd met de stelling dat de adviesaanvraag niet voldoende kon worden beoordeeld, omdat deze onvoldoende was onderbouwd en de ondernemer niet de bereidheid zou hebben om aanvullende informatie te verstrekken. Van twee lokale oudercommissies heeft de ondernemer een positief advies ontvangen.

De ondernemer heeft de oudercommissie op 30 oktober 2020 meegedeeld dat het negatieve advies niet zal worden gevolgd en dat hij zal overgaan tot implementatie van de voorgestelde tariefsverhoging. De ondernemer deelt niet de visie dat hij te weinig informatie heeft verstrekt. Jaren geleden hebben de lokale oudercommissies en de centrale oudercommissie een afspraak gemaakt over de informatie die ten behoeve van de advisering wordt gegeven. De ondernemer heeft de informatie en onderbouwing van de adviesaanvraag gegeven conform deze afspraak. Wel heeft het feit dat de adviesaanvraag in het licht stond van de voorgenomen verruiming van het dagvenster, tot extra vragen geleid. De ondernemer heeft deze vragen beantwoord. Zoals in de positieve adviezen van de beide andere lokale oudercommissies te lezen valt, heeft deze nadere informatie bij die lokale oudercommissies tot tevredenheid over de informatieverstrekking geleid en tot instemming met de voorgenomen wijziging. Het ontgaat de ondernemer verder om welke reden de informatie voor de lokale oudercommissie van [desbetreffende locatie] onvoldoende is. Zij licht dat in de klacht niet toe. Ook is het de ondernemer niet duidelijk welke inconsistentie deze lokale oudercommissie heeft geconstateerd. De gepresenteerde rekenvoorbeelden zijn ter illustratie van de gevolgen van de voorgenomen prijswijziging, waarbij bekend is dat de gevolgen per inkomenscategorie verschillen.

De wens van de lokale oudercommissie van [desbetreffende locatie] om de volledige begroting ter inzage te krijgen, kan in redelijkheid niet van de ondernemer verlangd worden. Ten eerste is de begroting niet relevant voor de beoordeling van de voorgestelde prijsverhoging, omdat het voorstel is gekoppeld aan de indexeringen, en niet aan de begroting en ten tweede bevat de begroting veel bedrijfsgevoelige informatie, die uitsluitend voor intern vertrouwelijk gebruik is.

De ondernemer verzoekt om de klacht niet-ontvankelijk dan wel ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken het volgende overwogen.

Voordat de commissie toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht dient zij eerst te beslissen over het verweer van de ondernemer dat degene die de klacht bij de commissie heeft ingediend daartoe niet bevoegd was. De commissie overweegt daartoe het volgende.

De ondernemer beheert een groot aantal kinderopvanglocaties. In de organisatie van de ondernemer bestaat een centrale oudercommissie, terwijl er bij 22 locaties, waaronder de locatie [desbetreffende locatie], een lokale oudercommissie bestaat. De oudercommissie bij de locatie [desbetreffende locatie] heeft haar wettelijk adviesrecht met betrekking tot de prijs van kinderopvang overgedragen aan de centrale oudercommissie.

Op 26 augustus 2020 heeft de ondernemer bij de centrale oudercommissie een schriftelijke adviesaanvraag ingediend met betrekking tot de wijziging van de prijs van kinderopvang per 1 januari 2021. Op 21 oktober 2020 heeft (de voorzitter van) de lokale oudercommissie [desbetreffende locatie] schriftelijk op die aanvraag gereageerd met onder meer een negatief advies. Hierop heeft de ondernemer weer gereageerd bij brief van 30 oktober 2020, gericht aan lokale oudercommissie [desbetreffende locatie]. In laatstgenoemde brief heeft de ondernemer meegedeeld dat hij de tariefswijziging toch zal doorvoeren en daarnaast heeft hij vermeld dat het advies afkomstig is van de lokale oudercommissie [desbetreffende locatie] ondanks dat deze lokale oudercommissie haar adviesrecht over de tarieven heeft gemandateerd aan de centrale oudercommissie. In zijn brief aan de ondernemer van 6 november 2020 deelt de LOC-voorzitter mee dat deze lokale oudercommissie, gezien het feit dat zij de enige lokale oudercommissie is die actief deelneemt aan de (vergaderingen van de) centrale oudercommissie, het geschil in de hoedanigheid van centrale oudercommissie zal voorleggen aan de geschillencommissie kinderopvang. De brief van 6 november 2020 sluit af met de zinsnede “namens de centrale oudercommissie, [naam] (voorzitter LOC [desbetreffende locatie])”.

Binnen de organisatie van de ondernemer is het “Huishoudelijk reglement Oudercommissie” van kracht. Dit reglement bepaalt onder meer dat de vijf tot zeven leden van de centrale oudercommissie gekozen worden door de gezamenlijke lokale oudercommissies en dat de centrale oudercommissie in ieder geval bestaat uit een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. Aan de hand van de overgelegde stukken heeft de commissie niet kunnen vaststellen wie er als lid in de centrale oudercommissie zijn gekozen en dus ook niet dat de LOC-voorzitter van [desbetreffende locatie] als lid is gekozen in de centrale oudercommissie en daarvan de voorzitter is. De ondernemer heeft gesteld dat de LOC-voorzitter van [desbetreffende locatie] noch voorzitter noch lid is van de centrale oudercommissie. Het had op de weg van de LOC-voorzitter van [desbetreffende locatie] gelegen om deze stelling van de ondernemer te weerspreken, maar nu hij dat niet heeft gedaan, moet het ervoor worden gehouden dat hij (in welke functie dan ook) geen deel uitmaakt van de centrale oudercommissie. Op grond hiervan is niet komen vast te staan dat de LOC-voorzitter van [desbetreffende locatie] gerechtigd was om namens de centrale oudercommissie het adviesrecht uit te oefenen. Dat zou anders kunnen zijn indien de centrale oudercommissie de LOC-voorzitter van [desbetreffende locatie] daartoe had gevolmachtigd, maar daarvan is de commissie niets gebleken.

De opvatting en de daarvoor aangevoerde gronden van (de voorzitter van de) de lokale oudercommissie [desbetreffende locatie] dat deze lokale oudercommissie het geschil in de hoedanigheid van centrale oudercommissie heeft voorgelegd en kunnen voorleggen aan de geschillencommissie kinderopvang deelt de commissie niet. Het enkele feit dat de lokale oudercommissie [desbetreffende locatie] de enige lokale oudercommissie “met mandaat” is, die afgelopen jaar (in coronatijd) actief heeft deelgenomen aan de (vergaderingen van de) centrale oudercommissie, constitueert geen lidmaatschap van de centrale oudercommissie die alsdan in die hoedanigheid het geschil aan de commissie kan voorleggen.

Indien en voor zover is beoogd het geschil te doen aanbrengen door de lokale oudercommissie [desbetreffende locatie], zoals uit het vragenformulier afgeleid zou kunnen worden, dan is deze lokale oudercommissie daartoe niet bevoegd omdat zij haar wettelijk adviesrecht met betrekking tot de prijs van kinderopvang heeft overgedragen aan de centrale oudercommissie. Ook is niet gebleken dat de centrale oudercommissie de lokale oudercommissie [desbetreffende locatie] een volmacht heeft gegeven het onderhavige geschil aanhangig te maken.

Mede aan de hand van hetgeen hiervoor is overwogen, heeft de commissie geen aanwijzingen dat het de centrale oudercommissie is die een geschil heeft met de ondernemer over de tariefswijziging voor 2021. Daarom dient de centrale oudercommissie niet-ontvankelijk verklaard te worden in haar klacht. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, moet het ervoor worden gehouden dat het de lokale oudercommissie [desbetreffende locatie] is die een geschil heeft met de ondernemer. Ook zij kan dit geschil echter niet aan de commissie voorleggen. De mogelijkheid daartoe zou er in dit geval wel geweest zijn indien de lokale oudercommissie [desbetreffende locatie] haar mandaat aan de centrale oudercommissie zou hebben ingetrokken. Nu dit niet het geval is, kan ook de lokale oudercommissie [desbetreffende locatie] niet in haar klacht worden ontvangen.

Terzijde merkt de commissie op dat de lokale oudercommissie [desbetreffende locatie] en (mogelijk) ook de centrale oudercommissie dienen te handelen overeenkomstig hun eigen reglementen. Nu dit is nagelaten, leidt dit tot het onbevredigende resultaat dat de commissie niet op de inhoud van het geschil kan ingaan.

Beslissing
De commissie:

verklaart de centrale oudercommissie niet-ontvankelijk in haar klacht;

en voor zover nodig:

verklaart de lokale oudercommissie [desbetreffende locatie] niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist op 15 oktober 2021 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer
mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, de heer drs. T. Blom, de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.