Warmte-unit heeft geen invloed gehad op hoogte van warmteverbruik

De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Omvang verbruik    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 1303/6961

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument klaagt over een factuur waarop het warmteverbruik over een bepaalde periode in rekening is gebracht, welke volgens haar niet zou kloppen. Het verbruik op deze rekening is hoger dan voorgaande periodes. De consument vindt dat dit komt door de warmte-unit en dat deze kosten voor risico van de ondernemer moeten komen. De ondernemer stelt dat de warmte-unit nooit de oorzaak van hoger verbruik kan zijn. Daarnaast wijst de ondernemer erop dat het niet aan hen is om met een verklaring te komen voor het verbruik van de consument, omdat dit door factoren komt die buiten hun invloedssfeer vallen. De commissie oordeelt dat een probleem met de warmte-unit geen invloed kan hebben gehad op de hoogte van het warmteverbruik. Ook is niet vast komt te staan dat de warmtemeter niet correct functioneerde. De commissie concludeert dat het in rekening gebrachte verbruik klopt. De klacht wordt ongegrond verklaard.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de hoogte van het in rekening gebrachte warmteverbruik.

Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Onze klacht gaat over de factuur van 14 januari 2019, waarbij een warmteverbruik van 46 GJ in rekening is gebracht over de periode van 29 december 2017 tot 2 januari 2019. We wonen hier al 20 jaar en sinds 2015 hebben we ons verbruik voortdurend verlaagd door onder meer aandacht te besteden aan ons verbruik, de thermostaat te verlagen en douches in te korten.

In 2018 hebben we ook verder geïnvesteerd in het isoleren van onze tweede verdieping en twee van onze kinderen waren weg dat jaar. Eén studeerde in Leeuwarden en kwam alleen het weekend bij ons, één was in het buitenland van november 2018 tot maart 2019. Daarnaast was de zomer van 2018 erg warm.

Zoals u kunt zien uit het bijgevoegde overzicht is ons verbruik verlaagd van 48,23 GJ in 2015 naar 38 GJ op de voorlaatste nota van 14 januari 2018. Het in rekening gebrachte verbruik van 46 GJ is ruim 20% hoger! Omdat het verbruik ook begin 2019 erg hoog bleef, is een technicus van de ondernemer langs geweest. Hij heeft de warmte-unit op 28 maart 2019 vervangen, Hij gaf aan dat de vorige unit “altijd aan was” en water bleef opwarmen zonder specifieke reden.

Na het veranderen van de warmte-unit merkten we onmiddellijk een daling in het verbruik. We bleven meten in april en het verbruik bleef lager. Naar mijn mening is de “warmte-eenheid” oorzaak van het hoge verbruik en eigendom van de ondernemer en is de ondernemer dus verantwoordelijk voor de goede werking ervan.

We hebben drie keer contact opgenomen met de ondernemer, per telefoon en per e-mails van 4 mei 2019 en 19 mei 2019, maar geen antwoord ontvangen.

De vergelijking van het verbruik volgens de graaddagen-methode door de ondernemer klopt niet.
Na de wisseling van de warmte-unit per 28 maart 2019 is het verbruik per graaddag gedaald naar 0,081 GJ per dag in plaats van 0,104 GJ per dag in de factuur over de voorgaande periode. Ik vorder dat het verbruik op de factuur wordt aangepast op basis van een verbruik van 0,081 GJ per graaddag.

Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De warmte-unit kan nooit de oorzaak zijn van een hoger verbruik. Aan de warmte-unit zijn de aanvoer- en retourleidingen van de binnen installatie (radiatoren) verbonden. Het water van minimaal 70 graden stroomt vanuit het warmtenet via de aanvoerleiding naar de warmte-unit in de meterkast. Een deel van het water gaat rechtstreeks naar de binnen installatie. Via de leidingen stroomt het afgekoelde water weer terug het net in voor een nieuwe opwarmronde. Het GJ-verbruik wordt berekend door het verschil in temperatuur van het water vast te stellen, dat door de leidingen van de verwarming stroomt. Het water heeft een bepaalde temperatuur als het in de woning komt, koelt onderweg af en verlaat de woning weer. Het temperatuurverschil bepaalt het verbruik. De warmte-unit heeft derhalve geen invloed op het verbruik.
Het is niet aan ons om een verklaring te geven voor het verbruik van de consument omdat dit aan factoren onderhevig is die buiten onze invloedssfeer vallen. Wij kunnen immers niet achter de meter kijken.

Het verbruik in de betwiste periode van 19 oktober 2017 tot 2 januari 2019 van 46 GJ komt overeen met verbruik vanaf de meterwissel op 30 september 2016 tot 19 oktober 2017 van 43 GJ, indien rekening wordt gehouden met de gewogen graaddagen (en dus ook met de buitentemperatuur). Op basis van graaddagen en de door de consument doorgegeven standen is het verbruik als volgt:
– van 30 september 2016 tot 19 oktober 2017: 43 GJ = 0,015906 verbruik per graaddag
– van 19 oktober 2017 tot 2 januari 2019: 56 GJ = 0,015670 verbruik per graaddag
– van 1 januari 2019 tot 1 februari 2019: 6,722 GJ = 0,13099 verbruik per graaddag
– van 1 februari 2019 tot 1 maart 2019: 4,895 = 0,012835 verbruik per graaddag
– van 1 maart 2019 tot 1 april 2019: 3,393 = 0,010696 verbruik per graaddag
– van 1 april 2019 tot 1 mei 2019: 1,749 = 0,014944 verbruik per graaddag.
Wat opvalt is verder dat het verbruik in april 2019 (0,014944), na de wisseling van de warmte-unit, zelfs hoger is dan in januari 2019 (0,013099). Het verbruik is derhalve niet verlaagd naar aanleiding van de wisseling van de warmte-unit.
De geregistreerde verbruiken zijn voor ons geen aanleiding om te twijfelen aan de warmtemeter. Wij zien dan ook geen reden om de nota aan te passen.

Het laatste (telefonisch) contact dat wij met de consument hebben gehad was op 29 april 2019. Wij hebben de consument toen informatie gegeven over haar verbruik. De e-mails die de consument zou gaan versturen zijn ons helaas niet bekend. Ook is er geen melding van een telefonisch contact na 29 april 2019.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie deelt het standpunt van de ondernemer, zoals nader toegelicht ter zitting, dat een eventueel probleem met de warmte-unit geen invloed kan hebben gehad op de hoogte van het warmteverbruik. Evenmin is gesteld of gebleken dat de warmtemeter niet correct functioneerde.
De commissie ziet verder geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het door de ondernemer gegeven overzicht van het verbruik volgens de graaddagen-methode en aldus gecorrigeerd aan de hand van de buitentemperatuur. Daaruit blijkt dat het verbruik over de periode van 30 september 2016 tot 19 oktober 2017 op basis van de door de ondernemer vastgestelde meterstand 0 op de per 30 september 2016 geïnstalleerde nieuwe meter en de op 19 oktober 2017 opgenomen stand vastgesteld uitkomt op 43 GJ hetgeen overeenkomt met een verbruik van 0,015906 per graaddag. Het verbruik van 56 GJ over de periode van 19 oktober 2017 tot 2 januari 2019 komt uit op een verbruik van 0,015670 per graaddag. Het verbruik over die periodes is derhalve met elkaar in lijn.
Bovendien blijkt uit het overzicht van verweerder dat het verbruik per graaddag over de maanden januari, februari en maart 2019 substantieel lager was dan over april 2019 na het vervangen van de warmte-unit.

De commissie concludeert derhalve dat er geen twijfel is over de juistheid van het in rekening gebrachte verbruik van 46 GJ over de in geding zijnde periode 29 december 2017 tot 2 januari 2019.

Voor wat betreft de communicatie stelt de commissie vast dat de ondernemer tenminste eenmaal telefonisch uitleg heeft gegeven aan de consument. Naar aanleiding van de stelling van de consument dat zij geen antwoord heeft gekregen op de e-mails van 4 mei 2019 en 19 mei 2019 stelt de ondernemer dat die e-mails niet bij hem bekend zijn. Nu de consument ter zitting niet is verschenen kan hierover geen verdere duidelijkheid worden verkregen. De commissie ziet hierin dan ook geen aanleiding om de klacht op dit punt gegrond te verklaren.

Mitsdien wordt de klacht ongegrond verklaard.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit mr. R.H. Smits, voorzitter, de heer E.J.C. van Lier en de heer H.W. Zuur, leden, op 4 december 2019.