Warmteboiler eigendom van consument; eventuele gebreken en daaruit voortvloeiende schade komen in principe voor rekening van consument; verbruiksgegevens zijn bindend tenzij meter niet (heeft) gewerkt

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Warmte    Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 98784

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de jaarnota van de ondernemer van 11 september 2015 voor de levering van warmte.

De consument heeft een bedrag van € 1.552,45 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

De consument heeft de klacht op 15 september 2015 schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De warmteboiler van de consument lekte intern waardoor schade niet zichtbaar was (voor de consument); er was sprake van een intern lekkende warmtewisselaar, hetgeen aan de buitenkant niet zichtbaar was. De consument stelt diverse mails te hebben gestuurd naar de ondernemer omdat zij zich ongerust maakte over de hoge meterstanden; die mails zijn verzonden via de website van de ondernemer die op zijn beurt stelt die mails niet terug te kunnen vinden. De leverancier van water van de consument heeft de consument voor 70% gecompenseerd, hetgeen de ondernemer niet wil doen. De ondernemer neemt ook slechts één keer per drie jaar de meterstanden op, terwijl het de plicht van de ondernemer is om dat éénmaal per jaar te doen. Omdat de boiler ons bezit is willen wij natuurlijk wel een deel van de schade betalen. Ook de ondernemer zou daarin volgens ons een aandeel moeten hebben. De meterstanden worden door de ondernemer niet opgenomen, bij het hoge verbruik worden wij niet door de ondernemer gewaarschuwd en op mails wordt door de ondernemer niet gereageerd.

De consument verlangt dat de ondernemer haar voor een deel zal compenseren ter zake de in rekening gebrachte warmtekosten op de jaarnota van 11 september 2015.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

In de algemene voorwaarden voor warmte 2014 wordt in artikel 10 lid 2 aandacht besteed aan het opnemen van de meterstanden. In dit artikel is kort gezegd bepaald dat tenminste éénmaal per jaar de stand van de meetinrichting door of vanwege het bedrijf op een door het bedrijf te bepalen tijdstip wordt vastgesteld en dat tenminste éénmaal per drie jaren de vaststelling plaatsvindt door de uit- of aflezing van de meetinrichting door of vanwege het bedrijf. Het bedrijf kan van de verbruiker verlangen dat hij in de tussenliggende jaren zelf de standen opneemt en deze standen op een door het bedrijf te bepalen wijze en binnen een door het bedrijf aangegeven termijn ter kennis van het bedrijf brengt. In de laatste tien jaar heeft ieder jaar een monteur of meteropnemer een bezoek gebracht aan de consument en de meterstanden opgenomen, hoewel dat dus niet verplicht is zoals de consument stelt. Deze opnames hebben niet altijd plaats gehad ten behoeve van het opmaken van de jaarnota, maar bijvoorbeeld ook in verband met de vervanging van de warmtemeter. Daarom heeft de ondernemer de consument ook enkele malen verzocht om de meterstanden zelf op te nemen. Op 11 september 2014 heeft de ondernemer de jaarnota over dat jaar opgemaakt aan de hand van de meterstand van 27 augustus 2014 die is opgenomen door de consument zelf. Per 15 september 2014 heeft de meteropnemer de stand voor warmte opgenomen. Die meterstand week sterk af van de stand zoals opgenomen door de consument. Naar aanleiding van die afwijkende meterstand heeft de ondernemer contact gezocht met de consument en verzocht de meterstand nogmaals op te nemen. De consument heeft daarbij een nagenoeg gelijke stand aan de ondernemer doorgegeven zoals zij eerder al had gedaan. Op 23 september 2015 heeft de monteur het geheugen van de warmtemeter uitgelezen. Daaruit bleek dat de stand die de consument per 27 augustus 2014 doorgaf (197) een stand is uit januari 2014. De consument heeft derhalve een stand uit het geheugen opgenomen en niet de op dat moment actuele meterstand (per 27 augustus 2014). Op de jaarnota van 11 september 2014 brengt de ondernemer als gevolg van een door de consument foutief doorgegeven eindstand een te laag warmteverbruik in rekening. Derhalve brengt de ondernemer op de jaarnota van 11 september 2015 een hoog warmteverbruik in rekening. De ondernemer mag dat verbruik op basis van artikel 10 lid 3 van de algemene voorwaarden warmte alsnog in rekening brengen. Het warmteverbruik van de consument is al jarenlang ruimschoots boven het gemiddelde warmteverbruik, namelijk rond de 60 GJ per jaar. In de periode 2013-2014 wordt een duidelijke stijging in het warmteverbruik zichtbaar. In het geval van een dubbelwandige warmtewisselaar vindt bij lekkage geen uitwisseling plaats van water tussen het drinkwaternet en het stadsverwarmingnet. Een dergelijke lekkage heeft geen invloed op het warmteverbruik. In het geval van een enkelwandige warmtewisselaar kan bij een lekkage wel uitwisseling van water plaatsvinden tussen het drinkwaternet en het stadsverwarmingnet. Een dergelijke lekkage kan dan wel invloed hebben op het warmteverbruik. Op 1 september 2015 heeft de consument een e-mailbericht aan de ondernemer gestuurd; dat betrof de eerste mail van de consument aan de ondernemer over het hoge warmteverbruik. De warmteboiler is eigendom van de consument en valt derhalve, onafhankelijk van de staat van onderhoud, onder de verantwoordelijkheid van de consument. Een eventueel verhoogd warmteverbruik als gevolg van een lekkage aan een warmteboiler valt zodoende de ondernemer niet aan te rekenen, maar komt voor rekening en risico van de consument. Dat het waterbedrijf de consument zou hebben gecompenseerd is voor de ondernemer verder niet relevant, nog afgezien van het feit dat de consument dat ook niet heeft aangetoond. Dit verplicht de ondernemer evenmin om over te gaan tot compensatie.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De ondernemer heeft pas op 1 september 2015 een mail gekregen van de consument over het volgens haar te hoge warmteverbruik; de ondernemer is niet bekend met de door de consument gestelde eerdere mails die zij aan de ondernemer zou hebben gestuurd (van september 2014 en/of februari 2015). Er is sprake geweest van zogenaamd inhaalverbruik omdat de consument ter zake de jaarnota van 2014 foutieve meterstanden heeft doorgegeven. Over de oude en vervangen boiler van de consument kan de ondernemer niets mededelen; de ondernemer weet ook niet of sprake is geweest van een zogenaamde dubbelwandige warmtewisselaar dan wel enkelwandige warmtewisselaar; tegenwoordig worden uitsluitend dubbelwandige warmtewisselaars gebruikt. De warmteboiler is eigendom van de consument en eventuele gebreken komen dan ook voor rekening en risico van de consument.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Voor wat het vaststellen van de meterstanden betreft verwijst de ondernemer terecht naar de toepasselijke algemene voorwaarden waaruit volgt dat slechts éénmaal per drie jaren de daadwerkelijke vaststelling van de meterstanden plaatsvindt door of vanwege het bedrijf (doorgaans een monteur/meteropnemer van de netbeheerder). In de tussenliggende jaren kan inderdaad worden verlangd dat de gebruiker/consument zelf die meterstanden opneemt en doorgeeft aan de ondernemer. Dat de ondernemer in strijd met deze regels heeft gehandeld, heeft de consument verder niet aangetoond. Aan de klacht van de consument daarover gaat de commissie dan ook voorbij.

De warmteboiler van de consument is haar eigendom en derhalve ook haar eigen verantwoordelijkheid. Eventuele gebreken en daaruit voortvloeiende schade komen in principe dan ook voor rekening van de consument zelf. Of daadwerkelijk sprake is geweest van schade (te weten dat een lekkage invloed heeft gehad op het warmteverbruik van de consument) is evenmin door de consument aangetoond, nog daargelaten dat die schade – zoals hiervoor vermeld – in principe voor rekening en risico van de consument zelf komt. Dat de consument de ondernemer reeds voor september 2015 op de hoogte heeft gesteld over het volgens haar te hoge warmteverbruik en de ondernemer heeft verzocht om daarnaar te kijken is evenmin door de consument aangetoond; de ondernemer stelt de eerdere mails/telefoontjes van de consument niet te hebben gehad en de consument heeft in dat opzicht het bestaan en het versturen van die mails verder niet aangetoond. Dat de ondernemer derhalve verzaakt heeft om daarop in te gaan kan de ondernemer volgens de commissie dan ook niet worden aangerekend/vastgesteld.

Verder is duidelijk geworden dat de hoge afrekening/jaarnota van 2015 met name zijn grondslag vindt in het feit dat het verbruik van de consument over 2014 te laag is vastgesteld (vanwege de foutieve meteropname en doorgegeven meterstanden op 27 augustus 2014) waarna het juiste verbruik pas is vastgesteld bij de daadwerkelijke meteropname (door een monteur) op 23 september 2015. Het uitgangspunt is (op basis van de toepasselijke algemene voorwaarden) dat de met de meetinrichting verkregen verbruiksgegevens voor partijen bindend zijn, tenzij blijkt dat de meter niet correct heeft gefunctioneerd. Dat het laatste het geval is geweest, is noch gesteld en noch gebleken. Aldus is de situatie zo geweest dat de consument over 2014 te weinig heeft betaald en dat pas na de “harde” meterstand in september 2015 zij met een feitelijk (veel) hoger verbruik (en dus naheffing) werd geconfronteerd, hetgeen zonder meer onaangenaam is geweest voor de consument. In dat opzicht was het voor de consument raadzamer geweest als zij in een eerder stadium de werkelijke meterstanden had vergeleken met de meterstanden zoals die op de jaarnota waren vermeld zodat de consument al in een eerder stadium het verschil van het warmteverbruik had kunnen onderkennen. Daarbij heeft verder te gelden dat zoals de ondernemer onbestreden heeft gesteld het gemiddelde warmteverbruik van de consument al jarenlang ruimschoots boven het gemiddelde warmteverbruik ligt.

In het licht van het voorgaande ziet de commissie geen aanleiding om de consument te compenseren in haar warmteverbruik ter zake de jaarnota over 2015; dat haar waterleverancier haar wellicht wel heeft gecompenseerd maakt dat niet anders. Voor de ondernemer bestaat daarvoor geen gerechtvaardigde grondslag. Dat betekent dat de klachten van de consument jegens de ondernemer ongegrond worden bevonden. Het in depot gestorte bedrag zal dan ook naar de ondernemer worden overgemaakt.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De klachten jegens de ondernemer zijn ongegrond.

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Het in depot staande bedrag van € 1.552,45 dient aan de ondernemer te worden uitgekeerd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 23 maart 2016.