Commissie: Warmtelevering
Categorie: Omvang verbruik
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
114063
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kosten van levering van warmte.
De consument heeft een bedrag van € 708,56 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
De consument heeft op 11 juli 2017 de klacht voorgelegd aan de warmteleverancier.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De stookkosten 2016 voor de woning met blokverwarming zijn extreem hoog. Dat komt omdat voor het verwarmen van 1 m3 tapwater 1,1 GJ wordt berekend, terwijl dit eerder 0,25 GJ was.
De consument heeft becijferd dat er extreem hoge warmteverliezen zijn via de boiler (vier keer het door de huurders verbruikte aantal GJ).
De warmteverliezen worden in strijd met de Warmtewet doorberekend aan de huurders. De meter is geplaatst tussen de ketels en de boiler in plaats van achter de boiler. De installatie is inmiddels vervangen, maar de plaats van de warmtemeters is nog steeds verkeerd.
De consument verlangt vermindering van de stookkosten met € 800,– en plaatsing van een warmtemeter achter de boiler en de stookkosten daar voortaan op te baseren.
Standpunt van de warmteleverancier
Het standpunt van de warmteleverancier luidt in hoofdzaak als volgt.
Tot en met de afrekening over 2015 heeft de warmteleverancier gebruik gemaakt van de omrekenmethodes vanuit Techem. In de loop van 2015 zijn de GJ-meters geplaatst na de ketels. Deze standen kon de warmteleverancier voor het eerst gebruiken voor de afrekening over 2016. Hierdoor kon de warmteleverancier de gemaakte kosten beter toedelen aan het warm water en de warmtelevering. Door de wijziging van de verdeling van de kosten heeft de consument, door zijn grote aandeel in het verbruik van warm water, een hogere rekening gekregen dan voorgaande jaren.
De warmtewet geeft geen maximum GJ dat maximaal mag worden berekend voor de opwarming van 1 m3 water.
In 2016 is in dit complex 240,9 m3 warm water verbruikt, ofwel 10,47 m3 per woning. De consument heeft een verbruik van 44,2 m3 warm water, dus ver boven het gemiddelde.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Voor het opwarmen van koud water was in 2014 en 2015 in dit complex 0,255 GJ en 0,248 GJ nodig. In 2016 steeg het zeer fors, te weten naar 1,1 GJ. De warmteleverancier heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waarin die afwijking haar grondslag vindt. De warmteleverancier heeft er ook van afgezien haar verweerschrift te onderbouwen met stukken die inzicht in die stijging zouden kunnen geven.
Een algemeen gemiddeld waterverbruik (koud en warm) per persoon per jaar bedraagt 45 m3 tot
50 m3, waarbij gemiddeld de helft als koud water en de helft als warm water wordt afgenomen.
In 2016 is in dit complex van 23 woningen in totaal 240,9 m3 warm water gebruikt. Het verbruik van de consument was gesteld op 44,2 m3, hetgeen inhoudt dat het gemiddelde bij de overige woningen 8,9 m3 bedroeg.
De commissie laat in het midden of het waterverbruik juist is vastgesteld.
De commissie overweegt met betrekking tot het warmteverlies, waarover de consument en de warmteleverancier stellingen hebben ingenomen, als volgt. Voor de beoordeling van deze zaak komt het niet aan op warmteverlies: dat verlies is in dit complex niet vast te stellen. De warmtemeter behoeft niet te worden verplaatst. Van belang is dat het rendement van de boiler goed is. In een ideale situatie is om 1 m3 koud water op te warmen naar ongeveer 60°C circa 0,23 GJ nodig. In dit complex ging het in 2014 en 2015 om gemiddeld 0,25 GJ.
De commissie zal op grond van laatstgenoemd cijfer becijferen wat de warmteleverancier maximaal aan de consument mag berekenen voor de levering van Warm Tap Water, dit nu de ondernemer zoals de commissie hiervoor reeds heeft overwogen, onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarin de stijging in 2016 naar 1,1 GJ is gelegen:
44,2 m3 x 0,25 GJ = 11,05 GJ x € 21,90 = € 242,–
aan de consument is in rekening gebracht € 1.064,86
verschil -/- € 822,86
Aldus heeft de consument recht op creditering van € 822,86.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De warmteleverancier dient € 822,86 aan de consument te crediteren.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Bovendien dient de warmteleverancier overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 27,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het depotbedrag ad € 708,56 wordt door de commissie aan de consument gerestitueerd. Dit bedrag strekt in mindering op het door de warmteleverancier te crediteren bedrag.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Warmtelevering, bestaande uit
mr. A.E. Zweers, voorzitter, E.J.C. van Lier en mr. drs. J. Chr. Rube, leden, op 26 maart 2018.