Commissie: Energie
Categorie: Tariefbepalingen
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ENE08-0845
De uitspraak:
Nadere standpuntbepaling van partijen naar aanleiding van het tussenadvies
Bij brief van 26 januari 2009 met bijlagen heeft de ondernemer een nadere toelichting verstrekt op de wijze waarop de correctie van het warmteverbruik tot stand is gekomen. Daarin wordt allereerst de aanvankelijke correctie in de nota van 28 januari 2008 met behulp van de zogenaamde graaddagenmethode toegelicht. Op basis van het verbruik over de periode van 4 juli 2002 tot en met 19 april 2004 van 152 Gj is met behulp van de graaddagenmethode de correctie over de periode van 16 maart 2005 tot en met 13 maart 2006 vastgesteld op (naar beneden afgerond) 36 Gj en over de periode van 13 maart 2006 tot en met 23 maart 2007 op (eveneens naar beneden afgerond) 66 Gj. Voorst wordt gemotiveerd uitgelegd dat deze correcties ook juist zijn, en zelfs in het voordeel van de consument lager uitvallen, als wordt uitgegaan van het verbruik na vervanging van de meter na 19 december 2007.
Voorts heeft de ondernemer ten aanzien van de correctienota d.d. 22 juli 2008 aangegeven dat bij de herberekening over een periode van maximaal 24 maanden uitgegaan is van foutieve gegevens waardoor een te hoge correctie werd toegepast. Dit is echter in het voordeel van de consument geweest en de ondernemer zal hierop niet terugkomen. Vervolgens wordt de correctie voor wat betreft het seizoen 2005/2006 nader toegelicht. Uit die berekening met behulp van de graaddagenmethode blijkt dat voor wat betreft de periode van 19 december 2005 tot en met 13 maart 2006 de oorspronkelijke correctie teruggebracht had moeten worden van 36 GJ naar 27,55 Gj, terwijl uiteindelijk voor het seizoen 2005/2006 slechts een lagere correctie is toegepast van 22 GJ.
Tenslotte zijn de gehanteerde warmtetarieven nader uitgewerkt in een bijlage. Per 1 januari en per 1 juli van elk jaar worden de tarieven gewijzigd. Een kleiner of groter aantal verbruikte of geschatte Gj’s in een tariefsperiode levert verschil op in het gemiddeld tarief. Daardoor kan het volgens de ondernemer lijken alsof er een hoger (of een lager) tarief is gehanteerd. In werkelijkheid is de basis van de berekening echter dezelfde tarieven.
Ter zitting heeft de ondernemer nog een uitdraai overgelegd van de uitlezingen van de vervangen meter d.d. 19 december 2007 waaruit blijkt dat de batterij op die datum reeds 581,3 dagen leeg was.
Bij schrijven van 15 februari 2009 heeft de consument gereageerd op de brief met bijlagen van de ondernemer. Hij geeft daarin met een aantal voorbeelden aan dat de berekeningen nog steeds niet adequaat zijn. De consument geeft verder aan dat het heel lastig is te reageren en dat men het spoor een beetje bijster is geraakt. De consument handhaaft zijn eerdere eigen wijze van berekenen en geeft nogmaals aan dat hij door middel van afschriften van zijn creditkaart kan bewijzen dat hij langere periode in het buitenland is geweest en dus een lager verbruik heeft gehad. Hij blijft verder bij zijn eis dat de in rekening gebrachte administratiekosten dienen te vervallen en dat de wettelijke rente over het teveel betaalde moet worden vergoed.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer met het aanvullend schrijven, bezien in samenhang met het ter zitting overgelegde overzicht van de status van de vervangen meter en de gegeven toelichting in voldoende mate inzichtelijk heeft gemaakt dat de uiteindelijke correctie van het warmteverbruik in de nota van 22 juli 2008 berust op een aanvaardbare schatting en dat de gehanteerde tarieven juist zijn. De commissie kan uit de beschikbaarheid van creditkaartgegevens niet voldoende bewijs putten dat de consument gedurende periode van maart tot december afwezig is geweest en derhalve minder zou hebben verbruikt.
De commissie kan echter goed begrijpen dat een en ander voor de consument lastig te volgen is en de commissie meent ook dat van de ondernemer in een eerder stadium een adequate toelichting had mogen worden verwacht. De commissie acht het redelijk dat de ondernemer ter compensatie van het hierdoor door de consument geleden ongemak aan de consument een vergoeding zal betalen van € 100,–. Voorts zal de ondernemer, zoals ook door de vertegenwoordiger ter zitting aangegeven, de in rekening gebrachte € 25,– administratiekosten alsnog laten vervallen en terugbetalen.
De klacht is derhalve ongegrond voor wat betreft de navordering in de nota van 22 juli 2008 en gegrond voor wat betreft het door de consument ten gevolge van het handelen van de ondernemer geleden ongemak alsmede de in rekening gebrachte administratiekosten.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht gegrond voor wat betreft het door de consument ten gevolge van het handelen van de ondernemer geleden ongemak alsmede de in rekening gebrachte administratiekosten. De commissie bepaalt dat de ondernemer aan de consument een vergoeding van € 100,– betaalt wegens gelden ongemak alsmede de in rekening gebrachte administratiekosten van € 25,– terugbetaalt. De commissie verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 9 juli 2009.