
Commissie: Afbouw
Categorie: (non)conformiteit / Schadevergoeding product/dienst
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
114773
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument stelt de werkzaamheden in de badkamer niet goed zijn uitgevoerd. Er ontstonden witte vlekken op de wanden, vermoedelijk doordat het stuukmateriaal is aangebracht op wanden die een te hoog vochtgehalte hadden. De consument verlangt kosteloos herstel van gebrek of een vervangende schadevergoeding. De ondernemer stelt dat hij geen vochtplekken heeft gezien of andere zaken heeft opgemerkt die duiden op een vochtprobleem. Er is niets gebleken wat op een vochtprobleem zou duiden. Om die reden heeft de ondernemer geen onderzoek uitgevoerd. De commissie oordeelt dat er geen feiten of omstandigheden waren op grond waarvan de ondernemer erop bedacht had moeten zijn dat de wanden te vochtig waren of zouden kunnen worden. Er was geen aanleiding om een te behandelen oppervlak uitvoering te onderzoeken. De ondernemer heeft niet gehandeld in strijd met de normen van een goed vakmanschap en kan niet aansprakelijk gehouden worden. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 26 augustus 2015 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verrichten van overeengekomen werkzaamheden (het aanbrengen van een afwerklaag op de wanden van de badkamer) tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 2.226,–. De oplevering van het werk vond plaats op 7 oktober 2015. De consument heeft op of omstreeks 1 december 2015 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt
De werkzaamheden in de badkamer zijn niet deugdelijk uitgevoerd. Ongeveer 3 maanden na de oplevering ontstonden er witte vlekken op de wanden, vermoedelijk doordat het stuukmateriaal is aangebracht op wanden die een te hoog vochtgehalte hadden. Onderzoek heeft uitgewezen dat er geen lekkages van leidingen in de wanden zijn.
De consument merkt op dat de ondernemer vóór aanvang van het werk geen ervaring had met het materiaal dat hij moest gaan aanbrengen. Hij heeft ook niet voor aanvang van het werk het vochtgehalte van de muren gemeten. Wanneer de wanden te vochtig zouden zijn geweest om de afwerklaag aan te brengen, dan had de ondernemer, van wie mag worden aangenomen dat hij over de benodigde deskundigheid beschikt, daarvoor moeten waarschuwen.
De ondernemer wil het probleem niet onder garantie herstellen. Volgens een brief die de ondernemer op 16 november 2017 heeft laten sturen door zijn beroepsvereniging voldeden de wanden op het moment waarop hij aan het werk ging aan de eisen die daaraan gesteld mochten worden om de afwerklaag aan te brengen. Zou de ondergrond te vochtig zijn geweest, dan hadden de klachten zich veel eerder moeten manifesteren. Ook de wanden van de ruimtes die grenzen aan de badkamer bleken vochtig te zijn. In de brief wordt verwezen naar een bezoek van een vertegenwoordiger van de fabrikant van het materiaal van de afwerklaag. Deze heeft – aldus de brief – geconstateerd dat de muren te vochtig waren en dat deze eerst moesten drogen, voordat herstel kan plaatsvinden. Tot slot wordt in de brief opgemerkt dat de omstandigheid dat het vochtprobleem zich na twee jaar nog steeds voordoet erop duidt dat het probleem wordt veroorzaakt door een lekkage.
In reactie op het rapport van de deskundige heeft de consument nog op gemerkt dat de wand aan de gevelzijde/werkplaats een gewone buitenmuur betreft, waartegen de consument een schuur heeft gemaakt. De opmerking dat een week lang aan twee zijden een droger heeft gestaan is onjuist. Dat was slechts aan één zijde. Voorts wijst de consument er nog op dat de vertegenwoordiger van de fabrikant van het materiaal van de afwerklaag heeft toegezegd dat het probleem zou worden opgelost.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het verwijt dat ik de ondernemer maak is dat hij voorafgaand aan het aanbrengen van de afwerklaag onvoldoende heeft onderzocht of de muren droog genoeg waren. Het is juist dat bij een verbouwing ook aan het dak is gewerkt, maar er is geen sprake van een lekkage.
Ook is juist dat ik een probleem heb gehad met het laminaat dat in de werkplaats was gelegd. De oorzaak daarvan was gelegen in de omstandigheid dat ik het te snel had gelegd. De betonnen vloer onder het laminaat was nog niet voldoende gedroogd. De kwestie van het laminaat staat los van het probleem waar ik nu mee geconfronteerd word.
Had de ondernemer tevoren het vochtgehalte van de muur gemeten en mij gewaarschuwd, dan had ik het materiaal van de afwerklaag niet besteld en laten aanbrengen, maar gekozen voor tegels. Dat zou nog goedkoper zijn geweest ook.
Volgens mij was dit de eerste keer dat de ondernemer met dit materiaal werkte. Ik weet niet of hij het daarna nog vaker heeft toegepast. Overigens heb ik geen klachten ten aanzien van de rest van zijn werk. Dat is goed uitgevoerd.
De consument verlangt kosteloos herstel van het gebrek dan wel een vervangende schadevergoeding.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer verwijst naar de inhoud van de brief van zijn beroepsvereniging, zoals hiervoor is aangehaald.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Bij aanvang van het werk waren de muren afgekapt. Ik heb toen geen vochtplekken gezien of andere zaken opgemerkt die konden duiden op een vochtprobleem. Ik heb een onderlaag aangebracht om de muur te egaliseren. Daaroverheen is een stuclaag aangebracht en daarop de uiteindelijke afwerklaag. Elke laag die ik heb aangebracht heeft voldoende tijd gekregen om te drogen. Ook bij het drogen is mij niets gebleken dat op een vochtprobleem kon duiden: de lagen droogden telkens mooi gelijkmatig op, zonder dat er op bepaalde plekken vlekken optraden die erop konden duiden dat de ondergrond daar vochtiger was dan op andere plaatsen op de wanden. Er bestond voor mij daarom geen enkele aanleiding om vóór het aanbrengen van de afwerklaag bedacht te zijn op een mogelijk te hoog vochtgehalte van de wanden. Om die reden heb ik daar ook geen bijzonder onderzoek naar uitgevoerd. Het is ook niet gebruikelijk om telkens voor het aanbrengen van een laag wanden met een vochtmeter te onderzoeken.
Volgens mij blijkt al uit het feit dat de klacht pas na drie maanden is ontstaan dat ik de afwerklaag niet op een te vochtige ondergrond heb aangebracht, maar dat de wanden na het aanbrengen van die laag vochtig moeten zijn geworden. Ook na 2 à 3 maanden kan het pigment nog door vocht uit het materiaal van de afwerklaag worden getrokken. Het is gevoelig materiaal, maar dat wist ik niet toen ik het aan de consument adviseerde. Ik ben daar pas achteraf achter gekomen, toen de consument het probleem bij mij meldde en ik me nader in het materiaal ben gaan verdiepen.
Bij een tegelwand bestaat de mogelijkheid dat het vocht via de voegen ontsnapt, maar het materiaal van de afwerklaag heeft juist als eigenschap dat het waterdicht is. Dat betekent dat er geen vocht doorheen kan naar de muur, maar dat betekent ook dat vocht dat op de een of andere manier in de wanden terecht komt niet kan uitwasemen.
Veel zaken zijn nu niet meer zoals ze in 2015-2016 waren. In die tijd lag er in de werkplaats een laminaatvloer. Die is gaan bollen en dat werd ook veroorzaakt door een vochtprobleem. Nu heeft de consument daar een tegelvloer in liggen.
Ik heb het materiaal van de afwerklaag geadviseerd naar aanleiding van een tip van een collega. Het is juist dat het de eerste keer was dat ik dit materiaal heb toegepast. Ik heb dat daarna ook niet meer gedaan. Omdat het waterdicht is, is dat materiaal bij uitstek geschikt voor de toepassing in badkamers. Ik wil het probleem graag oplossen, maar ik ben bang dat het vervangen van de afwerklaag het probleem niet oplost. Daarvoor zal eerst iets moeten gebeuren om te voorkomen dat de wanden vochtig worden. Zet ik er een nieuwe laag op zonder dat dat vochtprobleem wordt opgelost, dan zitten we hier over drie maanden weer.
De afwerklaag is geschikt om geschilderd te worden. Eventueel zouden de witte plekjes met een airbrush techniek bijgewerkt kunnen worden.
Deskundigenrapport
De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang, het volgende vastgesteld.
Aan het oppervlak van de achterwand van de badkamer, zijde wastafel unit en douche hoek met glazen tussenwand, komt net als op alle overige wanden, een wandafwerking voor. Aan het oppervlak van deze achterwand en de langswand aan de rechterzijde, zijde douchehoek, zijn onder kunstlicht omstandigheden concentraties lichter van kleur zijnde vlekken / plekken waarneembaar. Deze vlekken zijn overwegend zichtbaar aan de onderzijde van deze achterwand, in het midden van dit wanddeel net boven de tegelplint alsmede in de douchehoek, en aan de linker bovenzijde van de langswand in de douchehoek.
Ter plaatse werd vanaf de onderzijde van de achterwand en langswand rechts, respectievelijk zijde wastafel unit en douchehoek, indicatief het vochtgehalte gemeten. Hierbij werd duidelijk dat er hier sprake is van optrekkend vocht dan wel een verhoogd vochtgehalte net boven de vloertegelplint tot ongeveer 50 cm wandhoogte. Hierboven is het vochtgehalte laag te noemen. Aan de linker bovenzijde van de langswand in de douchehoek komt bij een concentratie witte vlekken vrijwel geen verhoogd vochtgehalte meer voor. Hier ter plaatse is de verkleuring nog wel aanwezig echter het vochtgehalte in de wand is laag.
In de badkamer werd met een warmtebeeldcamera het wandoppervlak met de vlekken beoordeeld. Hierbij werd geconstateerd dat er net boven de vloertegelplint van de achterwand en aan de bovenzijde van de rechts gesitueerde langswand (zijde werkplaats) een afwijkend temperatuurgedrag aanwezig is. Dit heeft te maken met een vochtinvloed of een koudebrug werking.
In de werkplaats werd aan het oppervlak van de achterzijde van de wanden van de badkamer geen verhoogd vochtgehalte gemeten. Wel werd geconstateerd met de warmtebeeldcamera dat er net boven een verwarmingsradiator aan de langswand in de muur een ventilatierooster zit waardoor warme lucht in de spouw terecht komt. Dit geeft een afwijkend temperatuurgedrag in de spouw en kan op enig moment leiden tot een inwendige condensatie.
De achterwand heeft een breedte van 1,80 meter. De langwand rechts is 2,50 m lang. De hoogte van de badkamerwanden is 2,50 meter. De achterwand bestaat uit halfsteens dikke baksteenmetselwerk. De langswand rechts, zijde werkplaats, is een niet geïsoleerde spouwmuurconstructie, gemaakt in baksteenmetselwerk. Aan de buitenzijde was voorheen de gevelzijde gesitueerd. Hier is nu de werkplaats gebouwd. In de aansluiting wanden, nieuwe cementgebonden dekvloer, van de badkamer is kimband toegepast. De vloer heeft geen vloerverwarming. De kruipruimte onder de woning is vrijwel droog te noemen. Er is een fundering van beton aanwezig. De achterwand van de badkamer staat op de vloerconstructie en loopt dus niet door tot op de fundatie.
Op basis van dit onderzoek stelt de deskundige vast dat er plaatselijk inwendig in de muurconstructie een verhoogd vochtgehalte aanwezig is geweest. Dit door restvocht (achterwand) dan wel een voorheen aanwezige lekkage (langswand gevelzijde/werkplaats). Dit vocht is niet zichtbaar geweest aan het wandoppervlak voordat hierop de gestukadoorde afwerking werd aangebracht. De lekkageplek is volgens mededeling wel vooraf bekend geweest. Het vochtgehalte is niet vooraf gemeten.
De consument deelde mede dat deze 70er jaren woning in 2015 is gekocht, waarna aan de binnenzijde de afwerkingen van de wanden en vloeren zijn verwijderd. De wanden van de badkamer zijn op advies van de ondernemer voorzien van de aangebrachte afwerking. De ondernemer heeft alle wanden in deze woning opnieuw gestukadoord. Na realisatie en het ontstaan van witte vlekken aan het oppervlak van de afwerking is het vermoeden gerezen dat er een lekkage in de wanden aanwezig zou zijn. Hierop heeft een loodgieter dit gecontroleerd en geen lekkage aangetroffen. Hierna heeft een week lang aan twee zijden van deze wanden een kachel gestaan die extra warmte en dus droging diende te brengen om de vlekvorming te niet te doen. Dit heeft niet geholpen.
Vervolgens is een medewerker van de fabrikant van het materiaal van de afwerking wezen kijken en heeft zijn bevindingen aangegeven.
De ondernemer deelde mede dat de wanden volledig waren afgehakt voordat hierop de nieuwe gestukadoorde afwerking werd aangebracht. De wanden waren op het oog droog en er zijn vooraf geen vochtmetingen uitgevoerd. De wanden zijn beraapt met lichtgewicht cementgebonden pleister. Vervolgens is er een uitvlaklaag aangebracht. Na droging is hierop een primer aangebracht. Na droging is de afwerking gemaakt. Het oppervlak hiervan werd na ongeveer twee dagen van droging afgewerkt met een pu coatingsysteem, dit in twee lagen. De uitvoering van deze werkzaamheden vonden plaats begin oktober 2016. Nadien zijn er verschillende vochtmetingen uitgevoerd met verschillende vochtmeters. De laatste vochtmeting dateert van juni 2017.
De ondernemer is bereid herstelwerkzaamheden aan de wandafwerking uit te voeren, maar wanneer het vochtgehalte in de wandafwerking te hoog blijft dan is dit geen effectieve en duurzame oplossing. Eerst dient het vochtprobleem te worden verholpen.
Herstel is technisch gezien mogelijk door de navolgende werkzaamheden:
• de kitvoegen verwijderen;
• het wastafelmeubel maskeren, alsmede de vloerafwerking;
• het demonteren van de douchekranen;
• het schuren van de wandafwerking op de achterwand en een gedeelte van de rechter langswand (zijde werkplaats) om de pu coating te verwijderen;
• de wanden drogen (te controleren door het uitvoeren van vochtmetingen);
• de wanden voorzien van een primerlaag en opnieuw voorzien van de afwerking en pu aflaklagen.
De deskundige kan niet uitsluiten dat hierbij een zeer lichte mate van kleurverschil tussen bestaand en nieuw werk zal optreden. De herstelkosten begroot de deskundige op € 998,60 inclusief btw, conform specificatie in zijn rapport.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Ter discussie staat de vraag of de ondernemer naar de maatstaven van een redelijk bekwaam handelend stukadoor heeft gehandeld bij het aanbrengen van de afwerklaag in de badkamer van de consument. Het standpunt van de consument komt erop neer dat dat niet het geval is, omdat de ondernemer onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het vochtgehalte van de ondergrond voordat hij de afwerklaag heeft aangebracht.
De commissie is van oordeel dat een stukadoor in het algemeen bij het aanbrengen van stuukmateriaal dient te beoordelen of de ondergrond geschikt is voor het op te brengen materiaal en dat hij inderdaad de consument dient te waarschuwen, wanneer die ondergrond niet geschikt is.
In het onderhavige geval heeft de consument niet aangevoerd of aannemelijk gemaakt dat de wanden, zoals de ondernemer die voor aanvang van het werk aantrof, vochtplekken vertoonden. Evenmin zijn de commissie feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan de ondernemer erop bedacht had moeten zijn dat de wanden vochtig waren of zouden kunnen worden. In dat geval bestaat voor een redelijk bekwaam handelend stukadoor geen aanleiding om een te behandelen oppervlak uitvoerig te onderzoeken op het vochtgehalte.
In dit geval is ook niet weersproken dat de eerste laag (egalisatie) en de tweede laag (stuukmateriaal) na het aanbrengen gelijkmatig en zonder vlekken zijn opgedroogd. In dat geval bestond er voor de ondernemer bij het aanbrengen van de afwerklaag des te minder reden om, alvorens een waterdicht materiaal aan te brengen, een uitvoerig onderzoek van de wanden op hun vochtgehalte uit te voeren.
Daarbij merkt de commissie op dat achteraf ook niet valt vast te stellen of de wanden ten tijde van het aanbrengen van de afwerklaag te vochtig waren of voldoende droog. Dat laatste kan bepaald niet worden uitgesloten, omdat uit het rapport van de deskundige blijkt van omstandigheden die ertoe hebben kunnen leiden dat na het aanbrengen van de afwerklaag het vochtgehalte van de muren is toegenomen.
Het voorgaande voert de commissie, resumerend, tot de slotsom dat in het algemeen een stukadoor geen uitgebreid onderzoek naar het vochtgehalte van een ondergrond hoeft te doen. Dat is anders wanneer de ondergrond of eerder daarop aangebracht materiaal aanleiding geeft om te twijfelen aan het vochtgehalte en daarmee de geschiktheid voor het aanbrengen van meer of ander materiaal. Dat dat laatste geval zich hier heeft voorgedaan, is niet gebleken. De commissie kan niet vaststellen dat de muren bij het aanbrengen van de afwerklaag (plaatselijk) al een te hoog vochtgehalte hadden. De omstandigheid dat dit achteraf is vastgesteld dwingt niet tot die conclusie, omdat gebleken is van factoren die maken dat het vochtgehalte van de wanden na het aanbrengen van de afwerklaag is toegenomen. Dit alles leidt ertoe dat de commissie niet tot het oordeel kan komen dat de ondernemer heeft gehandeld in strijd met de normen van goed vakmanschap en dat dus niet is gebleken van een grond om hem aansprakelijk te houden voor herstel van de geconstateerde vlekken.
Het voorgaande voert dan tot na te melden beslissing.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Afbouw, bestaande uit mr. R.J.M. Cremers, voorzitter, en mevrouw mr. M.J. Boon en ir. J.A.A. van Strijp, leden, op 15 maart 2018.