Commissie: Kinderopvang
Categorie: Opzegging overeenkomst
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
428649/480888
De uitspraak:
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Kinderopvang (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De mondelinge behandeling heeft op 20 september 2024 te Den Haag plaatsgevonden. Verschenen zijn: de consument en twee vertegenwoordigers namens de ondernemer.
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de vraag per wanneer de consument de overeenkomst mocht opzeggen.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De consument stelt zich op het standpunt dat de ondernemer ten onrechte de algemene voorwaarden met betrekking tot de opzegtermijn heeft toegepast. Volgens de consument kan met hantering van een opzegtermijn van een maand het contract op elke gewenste dag door de consument worden opgezegd.
De consument heeft het contract op 12 januari 2024 opgezegd per 12 februari 2024 en derhalve de wettelijke opzegtermijn gehanteerd. Daarnaast laat de ondernemer kinderen wel starten gedurende de maand en niet alleen per de eerste dag van de maand. Dit staat volgens de consument haaks op de door de ondernemer beoogde continuïteit.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De rechten en plichten zoals die door de wet zijn bepaald gelden slechts bij een overeenkomst van opdracht wanneer hier geen andere afspraken over zijn vastgelegd. De ondernemer heeft over het opzeggen van de overeenkomst andere afspraken vastgelegd in de algemene voorwaarden. Anders zou een ouder op elk willekeurig moment direct de opvang kunnen stopzetten met grote financiële gevolgen voor de ondernemer als kleine organisatie. Zeker als dit door meerdere ouders tegelijkertijd wordt gedaan. Daarnaast heeft de ondernemer bewust gekozen voor contracten van bepaalde tijd, doorgaans bijna vier jaar, gedurende de periode: datum van aanvraag tot en met de maand waarin een kind vier jaar wordt.
Dit is ook gangbaar in de kinderopvang en naar de mening van de ondernemer in het belang van de kinderen om continuïteit te waarborgen in de opvang en ouders zekerheid te bieden in plaats van jaarcontracten en eventueel een (stilzwijgende) jaarlijkse verlenging zonder einddatum of verlenging op verzoek. Bij een jaarlijkse verlenging (op basis van verzoek of stilzwijgend) zou de ondernemer de continuïteit niet altijd kunnen garanderen (in kind belang behoud van groep en ouder belang behoud van opvang) en jaarlijks moeten puzzelen voor opvang die niet altijd voor het volledige volgende jaar gewenst is (op basis van geboortedatum). Een willekeurige opzegdatum levert door de maand heen meer onrust op de groepen door willekeurige data van in- en uitstroom van kinderen (onrust voor kinderen en extra werkdruk voor medewerkers). Dit is voor beide partijen een nadelige uitwerking. De voorwaarden qua opzegtermijn vindt de ondernemer niet onredelijk bezwarend gezien ouders bij het aangaan van de overeenkomst hiervan op de hoogte zijn en hierop kunnen anticiperen bij een eventuele opzegging. Mochten zij een uitzondering gegrond vinden vanwege bijzondere omstandigheden, dan zal de ondernemer dit verzoek in behandeling nemen. Er is in de situatie van de consument geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Beoordeling van het geschil
Partijen zijn met elkaar een opvangovereenkomst aangegaan. De ondernemer beroept zich op de overeengekomen regeling dat enkel tegen het eind van een kalendermaand kan worden opgezegd.
Door een overeenkomst tot kinderopvang verbindt de kinderopvangorganisatie zich om in opdracht van de opdrachtgever (veelal de ouder(s) van een op te vangen kind) anders dan om niet werkzaamheden te verrichten, namelijk de opvang van een kind op de overeengekomen tijdstippen en het verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van een kind gedurende de opvang. Een dergelijke overeenkomst valt onder de omschrijving in artikel 7:400 lid 1 BW van de overeenkomst van opdracht.
Ingevolge artikel 7:400 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) is de overeenkomst van opdracht de overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken. Ingevolge het tweede lid zijn de artikelen 7:401-7-412 BW, onverminderd artikel 7:413 BW, van toepassing, tenzij iets anders voortvloeit uit de wet, de inhoud of aard van de overeenkomst van opdracht of van een andere rechtshandeling, of de gewoonte.
De artikelen 7:408 en 7:413 BW staan niet eraan in de weg dat een opdrachtnemer met een consument-opdrachtgever in een overeenkomst tot kinderopvang een opzegtermijn overeenkomt, maar deze opzegtermijn mag in beginsel niet langer zijn dan een maand. Naast een opzegtermijn is een beding waarin wordt voorgeschreven tegen welke dag moet worden opgezegd (zoals tegen het eind van een kalendermaand) waarmee de toegestane opzegtermijn in feite wordt verlengd, niet toegestaan (vergelijk HR 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:198, NJ 2023/177)
Gelet op het vorenstaande is de commissie dan ook van oordeel dat de consument de overeenkomst op 12 januari 2024 mocht opzeggen per 12 februari 2024, zodat de overeenkomst eindigt per die laatste datum. Tussen partijen staat vast dat de consument na 12 februari 2024 ook geen gebruik heeft gemaakt van de diensten van de ondernemer en dat hij, nu de overeenkomst rechtsgeldig is beëindigd met ingang van 12 februari 2024, niet gehouden is het nog openstaande bedrag van totaal € 1.311,79 te betalen. Nu de klacht gegrond wordt verklaard, ziet de commissie aanleiding om te bepalen dat de ondernemer het klachtengeld aan de consument dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
verklaart de klacht gegrond;
bepaalt dat de consument niet gehouden is het nog openstaande bedrag van € 1.311,79 te betalen;
bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer mr. E.A.J. Vergouwen, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. I. van der Kamp, secretaris, op 20 september 2024.