
Commissie: Water
Categorie: Overig
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
147253/152322
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument heeft over een periode van 9 jaar geen meterstanden doorgegeven. Nu blijkt dat hij minder heeft verbruikt dan dat hem in rekening is gebracht. De ondernemer wil alleen het verschil overmaken voor de afgelopen vijf jaar, nu dit de wettelijke verjaringstermijn van vorderingen is. De consument is het hier niet mee eens en wenst het gehele bedrag. De ondernemer voert aan dat de verantwoordelijkheid voor het opgeven van de meterstanden bij de consument ligt en beroept zich op de wettelijke verjaringstermijn. De commissie gaat mee met het verweer van de ondernemer. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de levering van water.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Ik heb geen opgave meterstanden gedaan over een periode van 31 december 2012 tot 6 december 2021. Ik had het te druk en dacht dat wel zou worden verrekend als het meer of minder is, maar dat blijkt niet zo te werken.
Afgelopen december 2021 bleek dat ik 398m3 minder water heb verbruikt dan [ondernemer] mij in rekening heeft gebracht! Met een foto van de meterstand met een recente brief voor datumcontrole heb ik de juiste meterstand opgegeven.
[ondernemer] is alleen bereid om het verschil over de afgelopen vijf jaar te compenseren, de wettelijke navorderingstermijn volgens [ondernemer]. Te veel betaalde termijnen over de andere jaren worden niet terugbetaald.Ik ben van mening dat de verantwoordelijkheid voor de meteropname niet alleen bij mij – de consument – berust en dat ook [ondernemer] een plicht heeft tot het controleren van de meterstanden.
Verder kan ik niets terugvinden over de wettelijke termijn van vijf jaar, ook niet in de algemene voorwaarden. [ondernemer] heeft het verbruik overigens hoog geschat voor een 1-persoons huishouden.
Op 15 januari jl. ontving ik de periode afrekening van [ondernemer] over 2021. Zij hebben daarop een negatief gebruik van -177-m3 opgevoerd over het afgelopen jaar (dat het negatief gebruik over meerdere jaren geldt staat niet gespecificeerd). De resterende 221 m3 die te veel in rekening is gebracht wordt niet terugbetaald.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument is al sinds 16 februari 2009 contractant voor de drinkwaterlevering. Jaarlijks wordt de consument om een meterstand gevraagd voor het opmaken van de jaarlijkse afrekening. Helaas heeft de consument dat na 2012 niet meer gedaan, waardoor [ondernemer] zich steeds genoodzaakt zag de stand te schatten.
[ondernemer] tracht al enige tijd het aantal geschatte meterstanden omlaag te brengen. Daarom wordt op 4 maart 2021 een extra bericht aan de consument gezonden met het verzoek alsnog een stand door te geven. Hierop komt echter geen directe reactie.Op 6 december 2021 geeft de consument voor het eerst sinds 2012 weer een meterstand door voor de jaarlijkse afrekening. Omdat hij een melding krijgt dat de stand afwijkt van de verwachte stand, wordt om een foto gevraagd, welke de consument ook direct stuurt.
Op basis van de doorgegeven meterstand wordt de jaarlijkse afrekening opgesteld. Hierbij wordt wel rekening gehouden met de wettelijke verjaringstermijn van vijf jaar en wordt derhalve niet het totale minderverbruik gecrediteerd, maar slechts een deel hiervan. Op 31 december 2021 wordt dit per email aan de consument gemeld. Nog dezelfde dag neemt de consument telefonisch contact op met [ondernemer] over deze beperking van de creditering. Hem wordt dan dezelfde uitleg gegeven als ook in de email van 31 december was opgenomen, namelijk dat [ondernemer] hierbij de wettelijke verjaringstermijn toepast. Hierna wendt de consument zich tot de Geschillencommissie.
Op de overeenkomst tussen de consument en [ondernemer] zijn de Algemene Voorwaarden Drinkwater [ondernemer] van toepassing. Artikel 10.2 geeft aan dat “Eén keer per jaar wordt de stand van de meetinrichting door de verbruiker opgenomen en op een door het bedrijf te bepalen wijze en binnen een door het bedrijf aangegeven termijn ter kennis van het bedrijf gebracht. Dit laat onverlet het recht van het bedrijf om zelf de meterstand op te nemen. “ Daarnaast geeft artikel 10.3 aan: “Indien de verbruiker niet heeft voldaan aan de verplichting bedoeld in lid 2 van dit artikel of het bedrijf redelijkerwijs niet in staat is de stand van de meetinrichting op te nemen of indien bij het opnemen van de meter een fout is gemaakt, mag het bedrijf de omvang van de levering bepalen overeenkomstig het gestelde in artikel 13 lid 2 van deze algemene voorwaarden, onverminderd het recht van het bedrijf om het werkelijk geleverde alsnog vast te stellen aan de hand van de stand van de meetinrichting en dat in rekening te brengen.”
Kort gezegd ligt de verplichting voor het doorgeven van een meterstand voor de jaarlijkse afrekening bij de consument. Komt deze stand niet, dan is [ondernemer] gerechtigd de meterstand te schatten teneinde de afrekening te kunnen opmaken.
Artikel 3:307 BW geeft de verjaringstermijn voor vorderingen uit een contractuele relatie: “Een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een doen verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.”
Al eerder (o.a. inzake geschillen 98401 en 119536) heeft de Geschillencommissie Water geoordeeld dat de verjaringstermijn voor drinkwaterfacturen vijf jaar is en dat deze ook mag worden toegepast door de drinkwaterbedrijven. Overigens heeft [ondernemer] als vast beleid dat deze verjaringstermijn op zowel credit- als debet facturen wordt toegepast.
[ondernemer] verzoekt dan ook de klacht van de consument ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie onderschrijft in grote lijnen het standpunt van de ondernemer. De ondernemer doet op goede gronden een beroep op de wettelijke verjaringstermijn zoals hiervoor weergegeven. Naar het oordeel van de commissie is dat beroep niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De ondernemer heeft jaarlijks meterstanden opgevraagd en ook herinneringen gezonden aan de consument. Bij uitblijven van enige reactie van de consument restte de ondernemer niets anders dan de meterstanden te schatten. Dat de consument jarenlang heeft verzuimd een toch tamelijk simpele handeling als het doorgeven van meterstanden uit te voeren moet geheel voor zijn rekening en risico blijven. De klacht treft geen doel.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Daarom wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Water, bestaande uit mr. D.J. Buijs, voorzitter, mr. E.F. Verduin, mr. M.T. Buiting, leden, op 23 maart 2022.