Commissie: Post
Categorie: Algemene voorwaarden
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
POS04-0022
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft restitutie van een postbusvergoeding. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De consument heeft in december 1997 een postbus genomen. In september 2003 ging de consument verhuizen, zodat hij de postbus niet meer nodig had. De contractdatum was 1 november, maar de consument vond het wel makkelijk om per 31 december 2003 te eindigen. Op 10 oktober 2003 heeft de consument het abonnement opgezegd per 31 december 2003. De consument verlangde van TPG een evenredige restitutie van het abonnementsgeld voor de niet verstreken periode, want de contractdatum liep van 1 november 2003 tot en met 31 oktober 2004. Volgens TPG zouden er evenwel nieuwe algemene voorwaarden gelden, op grond waarvan een dergelijke restitutie niet werd gedaan. De consument is het daar niet mee eens. De algemene voorwaarden zijn volgens de consument blijkbaar gewijzigd, zonder dat de consument daarvan op de hoogte werd gesteld. De consument verlangt alsnog een evenredige restitutie van het abonnementsgeld voor de niet verstreken periode. Standpunt van TPG Het standpunt van TPG luidt in hoofdzaak als volgt. Bij een wijziging van de Algemene Voorwaarden voor Postbus worden alle postbushouders telkens ruim tevoren op de hoogte gesteld over de aard van de wijzigingen en de verkrijgbaarheid van de nieuwe Algemene Voorwaarden. Sinds 1997 zijn de Algemene Voorwaarden voor Postbussen gewijzigd in 2001, 2002, 2003 en 2004. Per 1 januari 2003 is artikel 7.5 gewijzigd. In de Algemene Voorwaarden voor Postbussen 2002 stond in artikel 7.5 nog, dat recht op restitutie van een gedeelte van de jaarvergoeding bestond naar evenredigheid van het aantal volledige maanden van de lopende periode van de overeenkomst, dat op de datum van afloop resteert, met als maximum een bedrag van 9/12e van de betaalde jaarvergoeding. Deze tekst was identiek aan de tekst in artikel 6.5 van de Algemene Voorwaarden uit 1997. Bij brief van oktober 2002 heeft TPG alle postbushouders op de hoogte gesteld over de wijziging van de Algemene Voorwaarden Postbus per 1 januari 2003. Daartoe werd stelselmatig in alle postbussen in het land een Nieuwsbrief gedeponeerd. Dat het recht op (gedeeltelijke) restitutie van de betaalde jaarvergoeding bij tussentijdse beëindiging vanaf 1 januari 2003 zou vervallen, staat in deze Nieuwsbrief uitdrukkelijk vermeld. Ook staat hierin vermeld, waar de Algemene Voorwaarden Postbus, versie 2003, aangevraagd konden worden of ingezien konden worden. Er is volgens TPG geen enkele aanleiding te veronderstellen, dat de betreffende Nieuwsbrief niet in de postbus van de consument zou zijn gedeponeerd, zodat TPG tot de slotsom komt, dat de consument kennis had kunnen nemen van de inhoud van de Algemene Voorwaarden voor Postbus 2003 en/of deze bij TPG had kunnen bestellen en aldus in zijn bezit had kunnen krijgen. De Algemene Voorwaarden Postbussen, versie 2003, zijn dientengevolge van toepassing op de tussentijdse opzegging door de consument. Dit brengt mee, dat de consument geen aanspraak heeft op restitutie, aldus TPG. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie heeft kunnen constateren, dat TPG correct heeft gerefereerd aan de toepasselijke regelgeving. De commissie is tevens tot de bevinding gekomen, dat TPG aan de betrokken regels een aanvaardbare uitleg heeft gegeven. Op het “Postbus Contractformulier” wordt onderaan inderdaad vermeld, dat op gebruik van de postbus de Algemene Voorwaarden Postbus (steeds de laatste versie) toepasselijk zijn. Zoals de consument zelf heeft aangevoerd heeft hij bij het sluiten van de postbusovereenkomst ook een exemplaar van de algemene voorwaarden ontvangen. Omtrent gewijzigde versies pleegt TPG aan te geven hoe of waar die verkrijgbaar zijn. Mede gelet op het massale karakter van de onderhavige contracten acht de commissie dit een te rechtvaardigen aanpak. De commissie acht volstrekt onvoldoende aanknopingspunten aanwezig om aan te nemen, dat de bewuste Nieuwsbrief niet in de postbus van de consument werd gedeponeerd. Misschien is deze Nieuwsbrief door allerlei mogelijke omstandigheden aan de aandacht van de consument ontsnapt. Dienaangaande heeft de consument ter zitting ook erkend in eerdere jaren wel dergelijke Nieuwsbrieven te hebben ontvangen, maar dat deze dan blijkbaar geen aanleiding tot actie van zijn kant hebben gegeven. Maar ook indien de consument onverhoopt de bewuste Nieuwsbrief niet zou hebben ontvangen, kan er naar het oordeel van de commissie geen sprake van zijn, dat op de bestaande contractuele relatie tussen partijen nog steeds de algemene voorwaarden uit 1997 toepasselijk zouden zijn. De consument heeft immers niet weersproken dat sinds 1997 de algemene voorwaarden voor postbussen zijn gewijzigd – voor zover hier van belang – in de jaren 2001, 2002 en 2003. Reeds om die reden kan de klacht van de consument niet gegrond worden bevonden. Volgens de toepasselijke laatste versie van de algemene voorwaarden heeft een postbushouder bij tussentijdse opzegging – behoudens twee specifieke situaties, die in dit geval niet aan de orde zijn – geen recht op restitutie van de vooruitbetaalde jaarvergoeding. Mede gelet op het voorgaande brengt dit de commissie tot de bevinding, dat de klacht van de consument ongegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie wijst het door de consument verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Post op 16 juni 2004.