Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: Conformiteit
Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
99309
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
De consument volgt sinds 22 maart 2012 bij de ondernemer de opleiding [naam van de opleiding]. Het geschil betreft de vraag of de ondernemer de opzet van de opleiding mocht wijzigen en zo ja, wat dan de eventuele consequenties daarvan zijn voor de consument.
De consument heeft op 20 november 2014 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer heeft tussentijds de inhoud en opzet van de door de consument gevolgde onderwijs-module gewijzigd. De consument lijdt daardoor schade.
Eerdere goedkeuring van beroepsproducten en daaraan gekoppelde toekenning van studiepunten komt te vervallen. Immers, in de nieuwe situatie worden documenten pas achteraf beoordeeld. Eerder goedgekeurde opdrachten kunnen dan alsnog worden afgekeurd.
Bovendien moest de consument opeens twee extra opdrachten inleveren. Daarnaast diende een pre-sentatie gelijktijdig met de verdediging van de scriptie uitgevoerd te worden.
Tenslotte is het elektronische systeem vervangen door een ander systeem, dat ook nog eens enige tijd niet toegankelijk is geweest.
De ondernemer heeft de consument geen oplossing aangeboden.
De klachten van de consument kunnen als volgt worden samengevat.
De ondernemer had de consument compensatie moeten bieden vanwege de verzwaring van de studie, de klacht die de consument heeft ingediend is niet afgewikkeld door een onafhankelijk team, maar door één van de opleidingsadviseurs, bij beantwoording van de klacht heeft de ondernemer ten onrechte verwezen naar een niet aanwezige noodzaak tot aanpassing vanwege de accreditatie en de directie van de ondernemer heeft niet gereageerd op meerdere brieven, die rechtstreeks aan de directie gericht waren.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De consument kreeg bij de invoering van de nieuwe opzet van de opleiding de indruk dat alle opdrachten nog eens opnieuw beoordeeld zouden gaan worden. Daarmee zouden de betreffende opdrachten en de daarvoor toegekende studiepunten hun waarde kunnen verliezen. Dat is hetgeen de consument het meeste zorgen baarde en het meest wezenlijke onderwerp van de klacht van de consument.
De consument heeft vermogensschade geleden. Hij heeft bijvoorbeeld langer en meer moeten studeren. De consument vraagt daarom vergoeding van de 500 uur studie die hij door wijziging van de opzet van de studie door de ondernemer tevergeefs besteed heeft.
De consument is tevens van mening dat er reden is om de kosten van juridische bijstand te vergoeden. De consument heeft veel brieven geschreven maar kreeg op gegeven moment geen antwoord meer. Eerst door juridische bijstand in te roepen is weer communicatie tussen de consument en de ondernemer op gang gebracht.
Het geschil heeft geruime tijd stil gelegen. De consument had prioriteit gegeven aan afronding van de opleiding bij een andere opleider, pas daarna wilde hij weer tijd en energie steken in het geschil met de ondernemer.
De consument verlangt vergoeding van de kosten van de module ad € 828,75, compensatie voor de tijd die de consument in het digitaal portfolio gestoken heeft ad € 9.500,– en compensatie van de kosten van juridische bijstand.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument heeft geen schade geleden door het niet toegankelijk zijn van het nieuwe systeem. Het oude systeem was toegankelijk tot 27 juli 2014, terwijl de consument op 4 augustus 2014 heeft ingelogd op het nieuwe systeem. De tussenliggende dagen was er geen noodzaak tot het uploaden van documenten.
Het is juist dat de consument te laat is geïnformeerd over de gevolgen van de overgang naar een nieuw systeem.
De consument heeft daar echter geen schade door geleden. De voltooide delen worden niet opnieuw beoordeeld en de behaalde studiepunten blijven staan.
Er is geen sprake van een verzwaring van de opleiding, datgene waarvan de consument stelt dat het extra werk is, is dat in feite niet. Het betreft slechts het in het systeem uploaden van huiswerkopdrachten, die regulier onderdeel waren en zijn van de opleiding. Alleen de digitale verwerking is anders. Voor het overige blijft hetgeen de consument gedaan heeft gewoon staan, de consument hoeft niets over te doen.
Voor wat betreft het verplicht gelijktijdig voeren van het eindgesprek met de verdediging van de scriptie is de consument niet juist geïnformeerd, dit hoeft niet noodzakelijkerwijze gelijktijdig.
De belangen van de consument zijn derhalve niet geschaad.
Als zou komen vast te staan dat de ondernemer toerekenbaar tekort is geschoten is de ondernemer bereid de kosten van de module te restitueren.
De ondernemer ontkent echter dat de consument inkomensschade heeft geleden. De consument kan niet zijn studie-uren aan zijn reguliere inkomen koppelen.
De juridische kosten zijn door de consument niet onderbouwd.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het spreekt voor zich dat de behaalde resultaten bij de nieuwe opzet gewoon blijven staan en dat reeds gemaakte en voldoende afgeronde opdrachten niet opnieuw beoordeeld worden. Ook de studiepunten blijven daarom staan. Dit is nooit een punt van discussie geweest.
De studiebegeleider van de consument heeft dit ook aan de consument proberen uit te leggen. Toen bleek dat de consument nog vragen had heeft de studiebegeleider voorgesteld om telefonisch contact te hebben. De consument heeft als antwoord op dat aanbod resoluut de deur voor de studiebegeleider dicht gedaan, hij wilde geen telefonisch contact. Als dat contact er wel geweest was zou duidelijk geworden zijn dat sprake was van een misverstand bij de consument over de nieuwe opzet.
De afwikkeling van de klachtprocedure is bewust belegd bij een studiebegeleider, omdat daarmee juist in de richting van een onderwijsgerelateerde oplossing gedacht kan worden en de klacht niet meteen in een juridisch kader getrokken wordt.
Het is juist dat één brief van de consument onbeantwoord is gebleven. Dat is niet zoals het hoort. De consument had er op dat moment echter al voor gekozen om een traject via het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs te kiezen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De consument heeft er in hoofdzaak over geklaagd dat de ondernemer het programma van de studie, die de consument aan het volgen was gewijzigd heeft en dat de consument daardoor benadeeld is.
De commissie dient in de eerste plaats te beoordelen of de ondernemer bevoegd was het studieprogramma te wijzigen.
Op enig moment, voorafgaande aan het studiejaar 2014-2015 heeft de directeur onderwijs de beslissing genomen om het onderwijstraject, zoals dat voorheen gold aan te passen. Met name is sprake van een ander digitaal systeem.
Artikel 8 van de onderwijs- en examenregeling 2014-2015 van de ondernemer regelt de vaststelling van de onderwijsregeling en de bevoegdheid om deze te wijzigen.
Het betreffende artikel (artikel 8.1.2) bepaalt dat de directeur onderwijs voorafgaand aan elk jaar de onderwijs- en examenregeling vaststelt, die dan de voorgaande regeling vervangt. Dat betekent dat de consument er op grond van de voorwaarden die gelden bij de tussen hem en de ondernemer gesloten overeenkomst rekening mee had kunnen houden dat elk jaar de onderwijs- en examenregeling herzien kan worden.
De directeur onderwijs dient (artikel 8.1.3) er vervolgens voor te zorgen dat de nieuwe regeling uiterlijk vier maanden voor aanvang van het nieuwe studiejaar gepubliceerd wordt. De consument geeft aan dat hem eerst na aanvang van het nieuwe studiejaar is meegedeeld dat de opzet van de studie gewijzigd was.
De commissie is van oordeel dat de voor aanvang van het nieuwe cursusjaar doorgevoerde wijziging een reguliere jaarlijkse wijziging is als bedoeld in het hiervoor aangehaalde artikel 8.1.2 is. Daarbij is kennelijk verzuimd om de wijziging ten opzichte van het vorige cursusjaar tijdig en duidelijk aan de studenten, althans aan de consument, door te geven.
Vast staat dat de geldigheid van de opdrachten en de daarmee behaalde studiepunten niet ter discussie hebben gestaan, dit is ook nimmer de bedoeling van de ondernemer met de overgang naar een nieuw digitaal systeem geweest. De consument heeft dat inmiddels ook onderkend, na nadere contacten met de ondernemer, na aanmelding van het geschil bij de commissie.
De commissie is van oordeel dat het niet tijdig meedelen van de wijziging overeenkomstig artikel 8.1.3 geen nadelige gevolgen voor de consument heeft gehad, de consument heeft daar dan ook geen schade door geleden.
De commissie merkt ten overvloede op dat als, waar partijen van uit gaan, sprake zou zijn geweest van een wijziging tijdens het cursusjaar deze wijziging toegestaan zou zijn, mits de belangen van de studenten door de wijziging redelijkerwijze niet geschaad zijn, zoals bedoeld in artikel 8.2.1 van de regeling. Ook als de wijziging aan artikel 8.2.1 getoetst wordt is de wijziging toelaatbaar, nu de commissie is gebleken dat de studenten door de wijziging redelijkerwijze niet geschaad zijn.
Dat over de wijziging en de uitwerking van die wijziging in de specifieke situatie van de consument in een eerder stadium discussie is kunnen ontstaan is naar het oordeel van de commissie in overwegende mate aan de consument toe te rekenen, die niet is ingegaan op de uitdrukkelijke en herhaalde uitnodiging van zijn opleidingsadviseur om in overleg te gaan.
Omdat de wijziging op zich naar het oordeel van de commissie niet in strijd is met hetgeen tussen de consument en de ondernemer was overeengekomen kunnen de vorderingen van de consument, die daarop gebaseerd zijn buiten bespreking blijven.
De consument heeft voorts nog geklaagd over de inrichting van de ondernemer van de klachtenregeling. De ondernemer staat het echter vrij de klachtenregeling op die wijze in te richten, die de ondernemer passend acht. De overwegingen, die de ondernemer hebben doen besluiten om de afwikkeling van klachten bij een opleidingsadviseur te beleggen komen de commissie ook alleszins redelijk voor.
Tenslotte heeft de consument er over geklaagd dat de ondernemer correspondentie onbeantwoord heeft gelaten. De ondernemer heeft dit erkend en aangegeven dat het niet correct was. Dit onderdeel van de klacht van de consument raakt echter niet de kern van het geschil tussen partijen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen op 15 april 2016.