Zeilen als essentie.

De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Totstandkoming    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REI-D01-1692

De uitspraak:

Onderwerp van geschil

 

Het geschil vloeit voort uit een op 29 januari 2001 via een boekingskantoor met de reisorganisator tot stand gekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor tien personen naar Marmaris in Turkije voor de periode van 12  tot en met 19 mei 2001, met verblijf op een [naam privé schip] op basis van volpension, voor de som van  ƒ 11.650,– in totaal.

 

Standpunt van klager

Het standpunt van de klager luidt in hoofdzaak.

Bij het boeken van de reis hebben wij met het reisbureau nadrukkelijk onze wensen besproken. Wij wilden een zeilreis voor 10 personen in een warm land. De essentie van de reis zou het zeilen zijn. Het boekingskantoor stelde de [naam type] van [naam reisorganisator] voor en na het zien van de beschrijving van deze reis in de brochure is nadrukkelijk de wens om te zeilen extra kracht bijgezet. Na herhaaldelijk overleg tussen het boekingskantoor en de reisorganisator is ons verzekerd dat wij een schip zouden krijgen dat goed kan zeilen, mits er voldoende wind staat. Daarbij zou het schip voor ons privé zijn zodat we de route naar eigen inzicht (in overleg met de kapitein) zouden kunnen invullen om zoveel mogelijk te kunnen zeilen. Wij hebben dus geen standaard reis uit de reisgids geboekt, maar een reis aangepast aan onze wensen. Tevens werd toegezegd dat de plaatselijke agent en de kapitein een week voor vertrek aan onze wensen zouden worden herinnerd. Een en ander werd opgenomen in de boekingsbevestiging.

Bij aankomst bleek ons schip geen volwaardig zeilschip te zijn. Dit werd bevestigd door zowel de kapitein als de hostess. [Type boot] zijn geen zeilboten maar sierboten. Bovendien bleek de kapitein niet op de hoogte van onze wensen. De kapitein wilde het standaard programma varen en niet zeilen, hoewel het weer zich daarvoor wel leende. De hostess heeft ons na het ontdekken van onze wensen op het formulier gewoon aan boord laten gaan en heeft ons geen alternatief geboden. Bij het deponeren van de klacht bij de hostess was duidelijk dat zij geen enkel alternatief voor ons had, van de boot afstappen was dus geen optie. Onze vakantie is beslist niet de vakantie geworden die wij hadden geboekt, namelijk een actieve zeilvakantie op een schip dat goed kan zeilen.

Klager heeft ter zitting nog verklaard.

De door ons geboekte [naam schip] bleek ondanks de toezeggingen van de reisorganisator toch een ‘nep-schip’ te zijn. Een van onze reisgenoten heeft ooit wèl met een [naam schip] gezeild, echter dit is lang geleden en dat was een originele [naam schip]. Ons schip was absoluut niet getuigd om te zeilen, de kapitein wilde ook helemaal niet zeilen en was niet op de hoogte van onze wensen. Ter zitting heeft klager nog een brief van het boekingskantoor aan de reisorganisator overgelegd, gedateerd 25 juli 2001. In dit schrijven worden de verwachtingen uit de doeken gedaan die naar aanleiding van de informatie van de reisorganisator waren gewekt  bij zowel klager als het boekingskantoor.

Klager verzoekt de commissie een vergoeding toe te kennen van ƒ 5.841,25 in totaal, zijnde de helft van de reissom.

Standpunt van de reisorganisator

Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak.

Ondanks het feit dat er een speciaal verzoek is gedaan dat klager veel wenste te zeilen is er op basis van de beschrijving in onze brochure geboekt. In ons contact met het reisbureau is steeds van onze zijde benadrukt dat het gaat om de schepen die in de brochure op pagina 281 staan vermeld en dat klager derhalve kon verwachten dat dit type [naam schip] gebruikt zou worden. Een [naam schip] is een houten boot met zeilen, echter niet specifiek gericht op een actieve zeilvakantie. Tevens is duidelijk aangegeven dat de weersomstandigheden het moeten toelaten te kunnen zeilen. Naar aanleiding van het speciale verzoek van klager hebben wij contact gehad met ons agentschap in Marmaris. Ons agentschap heeft bevestigd dat met een [naam schip] kan worden gezeild. Zowel het agentschap als de kapitein waren op de hoogte van het verzoek van klager om zoveel mogelijk te zeilen. Wij menen op basis van onze beschrijving in de brochure, los van de speciale aanvraag, een juiste omschrijving van de boot te hebben gegeven hetgeen door middel van een foto wordt verduidelijkt. Ook de boekingsbevestiging vermeldt dat het gaat om een [naam schip]. Wij zijn van mening dat wij de juiste informatie hebben verstrekt en dat wij hebben geleverd waarvoor klager heeft geboekt.

Na de indiening van de klacht bij de commissie heeft de reisorganisator een vergoeding van ƒ 100,–per persoon aangeboden.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie stelt vast dat klager een pakketreis heeft geboekt op basis van de brochure. De informatie in de brochure dient derhalve als basis voor de overeenkomst. Daarbovenop zijn aanvullende afspraken vastgelegd in de boekingsbevestiging. Gelet op de brochure en de boekingsbevestiging en voor zover van belang in het kader van het geschil, stelt de commissie vast dat klager mocht verwachten:

– dat voor haar was geboekt een [naam privé-schip] conform de afbeelding in de brochure;

– dat dit een zeilschip is dat goed kan zeilen mits wind;

– dat de kapitein op de hoogte was van haar wens dat er zoveel mogelijk zou worden gezeild en dat het gezelschap niet aan een bepaalde route vastzat;

– dat de kapitein een week voor vertrek aan de afspraken zou worden herinnerd.

De commissie stelt tevens vast dat partijen het achteraf eens zijn over het feit dat het betreffende schip eerder een plezierjacht is dan een volwaardig zeiljacht. Verder acht de commissie het de vraag of de kapitein, mede gezien zijn reactie, voldoende op de hoogte was van het feit dat het zeilen voor klager een essentie was. Gezien deze constateringen is de commissie van mening dat onvoldoende recht is gedaan aan de door klager benadrukte en in de boekingsbevestiging toegezegde essentie van de geboekte reis.

Op grond van het bovenstaande en alle aan de commissie gebleken feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat klager niet heeft gekregen wat zij op grond van de reisovereenkomst mocht verwachten en dat de reisorganisator bij het uitvoeren van de overeenkomst is tekortgeschoten. De reisorganisator heeft hiervoor een vergoeding aangeboden van ƒ 1.000, –. De commissie is echter van mening dat een hogere vergoeding op zijn plaats is. De commissie stelt deze vergoeding naar redelijkheid en billijkheid vast op het hierna te noemen bedrag.

Ingevolge het reglement van de commissie moet de reisorganisator aan de commissie de hierna te noemen bijdrage in de kosten van de behandeling van het geschil voldoen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De reisorganisator dient aan klager in totaal een bedrag van ƒ 4.125,– te voldoen. Het klachtengeld van ƒ 125,– en het reeds aangeboden bedrag van ƒ 1.000,– zijn hierin begrepen.

Betaling dient plaats te vinden binnen één maand na verzending van dit advies.

De reisorganisator dient aan de commissie een bedrag van ƒ 400,– te voldoen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen, op 6 november 2001.