Commissie: Verbouwingen en nieuwbouw
Categorie: Bevoegdheid/ontvankelijkheid
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
94515
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het geleverde glas in de aanbouw van de woning van de consument.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument komt in het kort op het volgende neer.
Het glas in de aanbouw is niet volgens offerte geleverd: in de offerte staat dat er gelaagd HR++ glas gebruikt zou worden voor de kozijnen in zijgevel en achtergevel. Bij herstelwerkzaamheden van andere gebreken, in het kader van een eerdere geschillenprocedure, is aan het licht gekomen dat er geen gelaagd glas is gebruikt. De aannemer die de deur kwam repareren, constateerde dat de code in het glas niet overeenkwam met de code voor gelaagd veiligheidsglas. De consument was niet van deze codering op de hoogte en stelt, naar aanleiding van het verweer van de ondernemer, dat van hem redelijkerwijs niet verwacht mag worden dat hij het verschil tussen veiligheidsglas en gelaagd veiligheidsglas zou kunnen zien. De consument betwist dat hij dit in de serviceperiode had moeten melden. Bij eerdere inspectie is ook de experts niet opgevallen dat het glas geen gelaagd glas was. Dat geeft aan dat dit dus niet duidelijk zichtbaar kon zijn voor een consument.
De consument vordert schadeloosstelling door de ondernemer. Aangezien de relatie met de ondernemer ernstig verslechterd is wenst de consument het glas door een andere aannemer te laten vervangen. De consument heeft in eerste instantie een offerte overgelegd ten bedrage van € 1.450,–.
Ter zitting heeft de consument zijn standpunt nader toegelicht.
De consument heeft nimmer een aanleiding gehad om het geleverde glas te controleren. Met de ondernemer was afgesproken dat in de uitbouw HR++ glas zou worden geplaatst met scherf- en doorvalbeveiliging. Bij de eerste keuring door de door de consument ingeschakelde deskundige was er nog geen sprake van enig wantrouwen jegens de ondernemer. De consument kan niet akkoord gaan met de door de ondernemer aangegeven wijze van herstel, te weten het plaatsen van een folie op de ruit. De consument acht dit niet een duurzame oplossing. De folie kan niet het gehele raam bedekken en er ontstaat kleurverschil. Ter zitting heeft de consument een tweede offerte, ten bedrage van € 3.388,06, overgelegd. Bij de eerste offerte was geen rekening gehouden met kleurverschil in de ramen. Om kleurverschil te voorkomen zouden alle isolatieruiten in de uitbouw moeten worden vervangen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer komt in het kort hierop neer.
De consument heeft pas melding gemaakt van het feit dat er geen gelaagd glas in de kozijnen is geplaatst op 1 april 2015, bijna twee jaar na de oplevering op 15 juli 2013.
De ondernemer stelt primair dat de consument deze melding te laat heeft gedaan, namelijk niet binnen de serviceperiode en ook niet binnen een redelijke termijn daarna. De consument heeft op een drietal momenten de tekortkoming kunnen vaststellen:
• Bij oplevering had de consument administratieve bewijzen kunnen vragen omtrent het geplaatste glas;
• De door de consument ingehuurde deskundige, [naam ingehuurde deskundige], had – gezien zijn expertise – bij zijn uitgebreide keuring van de gehele uitbouw, moeten vaststellen dat er geen gelaagd glas was geplaatst;
• De consument had bij de door de geschillencommissie benoemde experts bij het onderzoek naar de klemmende deuren navraag kunnen doen omtrent het glas.
De ondernemer stelt dat de consument derhalve alle kans gehad heeft om het geplaatste type glas ter discussie te stellen.
Verder voert de ondernemer aan dat de ruiten geen onderdeel uitmaken van de constructie van de uitbouw: ook na verwijdering van de ruiten is er geen instortingsgevaar.
De ondernemer doet een beroep op artikel 12 lid 1 en artikel 13 lid 1 a en b van de consumentenvoorwaarden verbouwingen van Stichting Bouwgarant (verder: COVO 2010) en betwist zijn aansprakelijkheid voor het gemis van de doorvalbeveiligingsfunctie van het glas.
Subsidiair stelt de ondernemer dat het aangebrachte HR++ glas voldoet aan alle eisen die je aan glas kunt stellen. Het mist alleen de doorval-/scherf beveiligingsfunctie. Voor het toevoegen van deze functie hoeven de ruiten niet vervangen te worden maar kan op de ruiten aan beide zijden folie geplaatst worden. Dit is een technisch gelijkwaardige en veel goedkopere oplossing.
Volgens de offerte van [naam raamfoliebedrijf] bedragen de kosten van het leveren en aanbrengen van 4 Mil (0,1 mm dik) veiligheidsfolie aan beide zijden van de 6 ruiten in totaal € 490,- excl. BTW. Hiermee wordt voldaan aan de wens van de consument dat het glas de doorvalbeveiligingsfunctie moet hebben.
Ter zitting heeft de ondernemer zijn standpunt nader toegelicht.
De ondernemer heeft per ongeluk HR++ glas geplaatst in plaats van gelaagd glas met doorval-/scherfbeveiliging. Vanwege eerdere strubbelingen met de consument heeft hij het op deze procedure laten aankomen.
De ondernemer stelt dat het plaatsen van folie op de ramen aan de binnen- en buitenzijde een goedkopere en gelijkwaardige technische oplossing is. Het uitzetraampje boven een deur kan niet worden vervangen door gelaagd glas, dus kleurverschil blijf je altijd zien.
Beoordeling van het geschil
De commissie stelt vast dat partijen op 25 mei 2013 verbouw- en nieuwbouw-werkzaamheden aan het huis van de consument zijn overeengekomen. Op de overeenkomst zijn de COVO 2010 voorwaarden van toepassing.
Ingevolge artikel 12 lid 1 COVO 2010 geldt na de oplevering een serviceperiode van 2 maanden. De ondernemer zal tekortkomingen die in de serviceperiode aan de dag treden zo spoedig mogelijk en
in ieder geval binnen redelijke termijn herstellen, met uitzondering van die waarvan hij aannemelijk maakt dat de oorzaak daarvan is toe te rekenen aan de consument.
Ingevolge artikel 13 lid 1 COVO 2010 is de ondernemer na de serviceperiode van 2 maanden niet meer aansprakelijk voor tekortkomingen aan het werk tenzij:
a. het werk of enig onderdeel daarvan een tekortkoming bevat die door de consument redelijkerwijs niet eerder dan op het tijdstip van ontdekking onderkend had kunnen worden;
(…)
Ingevolge artikel 13 lid 2 dient de consument binnen redelijke termijn na de ontdekking mededeling aan de ondernemer te doen van een tekortkoming. De rechtsvordering uit hoofde van een tekortkoming als bedoeld in het eerste lid onder a, is niet ontvankelijk als zij wordt ingesteld na 5 jaren na afloop van de serviceperiode (artikel 13 lid 3).
De werkzaamheden zijn opgeleverd op 15 juli 2013. De consument heeft voor het eerst bij de ondernemer melding gemaakt van de tekortkoming op 1 april 2015. De consument heeft in het vragenformulier van de commissie d.d. 19 april 2015 onder vraag 13 zijn klacht geformuleerd.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de commissie de klacht van de consument met partijen besproken. Onbetwist staat vast dat in de uitbouw van de woning van de consument HR++ glas is geplaatst in plaats van het door partijen overeengekomen gelaagd glas met doorval- en scherfbeveiliging.
Naar aanleiding van het verweer van de ondernemer dat de consument niet in zijn klacht kan worden ontvangen, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 12 jo. 13 COVO 2010, omdat hij deze te laat heeft gemeld, overweegt de commissie als volgt.
De commissie is in de eerste plaats van oordeel dat van een consument niet mag worden verlangd dat hij bij oplevering van de werkzaamheden onderzoek verricht naar de geplaatste beglazing. Evenmin acht de commissie het gebruikelijk dat een ingeschakelde externe deskundige bij het verrichten van een bouwkundig onderzoek naar de constructie en uitvoering van het bouwwerk de codes op de beglazing controleert als hiervoor geen aanleiding bestaat. Ook de door de commissie ingeschakelde deskundigen hebben niet de opdracht gekregen onderzoek te verrichten naar de uitgevoerde beglazing maar dienden uitsluitend onderzoek te verrichten naar de destijds aan de commissie voorgelegde klachten, waarvan de beglazing geen deel uitmaakte.
De commissie stelt voorop dat de consument ervan uit mocht gaan dat de ondernemer had geleverd hetgeen was overeengekomen. Nu de consument voor het eerst op 1 april 2015, bij het verrichten van herstelwerkzaamheden door de uitvoerder, is gewezen op het verkeerde glas en hij hiervan direct melding heeft gemaakt bij de ondernemer, is de commissie van oordeel dat er sprake is van een tekortkoming die door de consument binnen redelijke termijn na de ontdekking aan de ondernemer is gemeld, waarbij de termijn van 5 jaren niet is overschreden. De consument is derhalve ontvankelijk in zijn klacht.
Het verweer van de ondernemer, dat er geen sprake is van een ernstige tekortkoming die de constructie van het gebouw aantast acht de commissie niet relevant, nu de consument binnen de termijn van 5 jaren melding heeft gemaakt van de tekortkoming.
De ondernemer heeft aangegeven dat de beglazing niet behoeft te worden vervangen maar dat deze kan worden voorzien van een folie aan de binnen- en buitenkant. Hiermee is de scherf- en doorvalbeveiliging voldoende gewaarborgd. Dit is een beduidend goedkopere oplossing dan de consument voorstaat met hetzelfde technische resultaat. De commissie deelt deze mening niet.
Vast staat dat de ondernemer voor de uitbouw niet het glas heeft geleverd zoals door partijen is overeengekomen. De consument heeft naar het oordeel van de commissie, mede gelet op (toekomstige) gezinsuitbreiding, recht op plaatsing van ramen met een scherf- en doorvalbeveiliging. De commissie is van oordeel dat de ondernemer terzake in gebreke is gebleven en bepaalt dat alle ramen in de uitbouw – in verband met kleurverschillen tussen gelaagd glas en het aangebrachte HR++ glas – dienen te worden vervangen door gelaagd glas. De commissie acht het plaatsen van een folie op alle ramen geen afdoende oplossing gelet op het kleurverschil dat zal optreden en de kans dat op termijn de folie zal los laten omdat de folie niet over de gehele ramen kan worden bevestigd zonder alle ramen uit de sponningen te halen.
Ter zitting is duidelijk geworden dat de consument het vertrouwen in de ondernemer is verloren. Ook de ondernemer heeft verklaard geen mogelijkheden meer te zien om in onderling overleg tot herstel over te gaan. Gelet daarop zal de commissie de ondernemer veroordelen tot betaling van een nader te begroten geldbedrag, zodat vervanging van de ramen door een derde in opdracht van de consument kan worden uitgevoerd.
De consument heeft een offerte ad € 3.388,06 incl. BTW [naam glasservicebedrijf] van 7 juli 2015 overgelegd voor het vervangen van de beglazing. De commissie acht deze offerte redelijk en niet bovenmatig. Daarbij neemt zij tevens in aanmerking dat de ondernemer geld heeft bespaard door andere – goedkopere – ramen te plaatsen. De commissie zal bepalen dat de ondernemer aan de consument dit bedrag van € 3.388,06 incl. BTW dient te voldoen.
Nu de klacht van de consument gegrond wordt bevonden, beslist de commissie tevens dat de ondernemer op grond van artikel 10 lid 1 van het reglement het klachtengeld ad € 260,– dat de consument aan de commissie heeft voldaan voor de behandeling van het geschil, aan de consument moet vergoeden.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 1.000,– exclusief BTW.
Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie
• verklaart de consument ontvankelijk in zijn klacht;
• verklaart de klacht van de consument gegrond;
• veroordeelt de ondernemer tot betaling aan de consument van een schadevergoeding van € 3.388,06 inclusief BTW voor het vervangen van het bestaand glas in de uitbouw door gelaagd glas; betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies;
• veroordeelt de ondernemer, overeenkomstig het reglement van de commissie, tot betaling aan de consument van een vergoeding van € 260,– ter zake van het klachtengeld;
• veroordeelt de ondernemer, overeenkomstig het reglement van de commissie, tot het betalen aan de commissie van een bijdrage in de behandelingskosten van het geschil, een bedrag van € 1.000,– exclusief BTW;
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verbouwingen en Nieuwbouw, op 9 juli 2015.