Consument heeft geen gebruik gemaakt van dienstverlening van ondernemer, maar moet toch opvangvergoeding betalen

  • Home >>
  • Kinderopvang >>
De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: factuur onbetaald / Opzegging overeenkomst    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 447723/552367

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De zoon van de consument zou vanaf 6 november 2023 naar het kinderdagverblijf van de ondernemer gaan. Vanwege slaapproblemen is de ingangsdatum verschoven naar 16 januari 2024. Uiteindelijk heeft de consument zijn zoon nooit naar het kinderdagverblijf gebracht. Hij stelt dat hij de overeenkomst in januari 2024 heeft opgezegd. De ondernemer betwist dit. Volgens de ondernemer is de overeenkomst op 13 maart 2024 geëindigd. Over de periode van 16 januari 2024 tot 13 maart 2024 zijn facturen gestuurd aan de consument. De consument is het niet eens met deze facturen. De commissie is van oordeel dat de consument niet heeft aangetoond dat zijn opzegging door de ondernemer is ontvangen. De commissie gaat daarom uit van de opzegging door de ondernemer per 13 maart 2024. De ondernemer is zijn dienstverlening ten opzichte van de consument in de periode van 16 januari 2024 tot 13 maart 2024 blijven aanbieden. Dat de consument van de dienstverlening van de onderneming geen gebruik heeft gemaakt, ontslaat hem niet van zijn betalingsverplichting over deze periode. De reden waarom hij zijn zoon nooit naar het kinderdagverblijf heeft gebracht, is een hem persoonlijk betreffende omstandigheid die niet voor rekening van de ondernemer behoort te komen. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de vraag of de consument al dan niet een opvangvergoeding aan de ondernemer is verschuldigd over de periode dat de consument geen gebruik heeft gemaakt van de dienstverlening van de ondernemer.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar wat hij bij de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Partijen zijn met elkaar een plaatsingsovereenkomst aangegaan voor dagopvang van de minderjarige zoon van de consument met als ingangsdatum van de opvang 6 november 2023.

Op verzoek van de consument heeft de ondernemer de ingangsdatum verschoven naar 16 januari 2024 omdat de zoon wegens slaapproblemen nog niet toe was aan opvang. In december 2023 heeft de consument de ondernemer laten weten dat de zoon ook nog niet in januari 2024 naar de opvang zou komen. In januari 2024 heeft de consument de ingangsdatum naar maart 2024 willen verplaatsen. Hij ging ervan uit dat als die datum één keer verplaatst kon worden, dat dat ook een tweede keer mogelijk was, maar dat was volgens de ondernemer niet zo. De consument heeft de plaatsingsovereenkomst toen mondeling maar niet schriftelijk opgezegd.

De zoon van de consument is dus nooit daadwerkelijk op de opvang geweest, maar desondanks heeft de consument van de ondernemer facturen over januari, februari en maart 2024 ontvangen voor kinderopvang. Alleen de factuur over januari 2024 heeft hij betaald. De consument heeft dit gedaan op advies van een medewerker van het Klachtenloket Kinderopvang, omdat hij anders incassokosten van een deurwaarder verschuldigd zou zijn. De consument is het niet eens met de facturatie. Hij begrijpt dat er opzegkosten zijn en hij wil € 50,– annuleringskosten betalen, waarmee de klacht opgelost zou moeten zijn.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar wat hij bij de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Op 7 maart 2023 hebben partijen met elkaar een plaatsingsovereenkomst gesloten voor kinderopvang van de zoon van de consument op de dinsdag (hele dag), de donderdag (hele dag) en de vrijdag (halve dag). De overeenkomst vermeldt als ingangsdatum van de opvang 6 november 2023.

Nadat een plaatsingsovereenkomst met een ingangsdatum voor kinderopvang is gesloten, reserveert de ondernemer daarvoor opvangcapaciteit. Die capaciteit kan dan niet aan een ander verkocht worden.

De ondernemer is op verzoek van de consument vanwege de door hem geschetste situatie uit coulance eenmalig akkoord gegaan om de ingangsdatum van de opvang te verschuiven naar 16 januari 2024. Omdat de ondernemer ervan uitging dat de zoon vanaf 16 januari 2024 naar het kinderdagverblijf gebracht zou worden, heeft hij de consument een factuur gestuurd voor de opvang van 16 t/m 31 januari 2024.

Naar aanleiding van een tweede aanmaning van de ondernemer om de factuur over januari 2024 te betalen, heeft de consument gereageerd bij e-mail van 23 maart 2024. Daarin beweerde hij dat hij de plaatsingsovereenkomst had opgezegd. Opzegging behoort altijd schriftelijk te worden gedaan. In het dossier van de consument bevindt zich geen opzegging. In een e-mail van latere datum gaf de consument aan dat hij niet wilde opzeggen, maar de ingangsdatum nogmaals wilde uitstellen naar maart 2024. Van zowel een opzegging als de wens om nogmaals de ingangsdatum te verschuiven is de ondernemer niets bekend. Overigens zou de ondernemer met nogmaals een kosteloze verschuiving van de ingangsdatum niet akkoord zijn gegaan gezien de omvang van de daaraan verbonden financiële schade en de coulance die hij al had betracht.

Vervolgens heeft de ondernemer een factuur over februari 2024 en een factuur t/m 13 maart 2024 aan de consument verstuurd. De ondernemer heeft de e-mail van 23 maart 2024 maar als opzegging van de overeenkomst beschouwd en heeft hij besloten de einddatum van de overeenkomst met terugwerkende kracht op 13 maart 2024 te zetten ondanks dat hij volgens zijn voorwaarden nog een maand zou mogen factureren, dus t/m 23 april 2024.

De consument heeft de factuur over januari 2024 op 4 april 2024 betaald.

De ondernemer is van mening dat hij uiterst coulant is geweest door één keer de ingangsdatum van de opvang te verschuiven zonder dat hij daartoe verplicht was en nog geen nadere (rechts)maatregelen heeft genomen om de nog openstaande kinderopvangkosten over februari en maart 2024 te incasseren.

Achteraf heeft de ondernemer ontdekt dat hij bij de facturering is uitgegaan van drie hele dagen in plaats van de overeengekomen tweeëneenhalve dag. De ondernemer heeft de factuur over januari met € 119,80, die over februari met € 239,60 en die over maart 2024 met € 95,84 verminderd. Daarmee komt het bedrag dat de consument nog moet betalen uit op € 886,50.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.

De ondernemer heeft de plaatsingsovereenkomst tussen hem en de consument per 13 maart 2024 opgezegd. De consument heeft dit niet betwist. Hij stelt echter dat hij die overeenkomst al in januari 2024 heeft opgezegd toen de ondernemer hem meedeelde dat hij zijn verzoek om de ingangsdatum voor een tweede keer te verschuiven niet zou inwilligen. De ondernemer heeft gesteld dat hem van een wens van de consument om de ingangsdatum nogmaals te verschuiven en van een opzegging door de consument niets bekend is.

De tot de ondernemer gerichte opzegging van de consument moet de ondernemer bereikt hebben om haar werking te kunnen hebben. Uit de stelling van de ondernemer kan worden afgeleid dat dit niet het geval is geweest. Het had vervolgens op de weg van de consument gelegen aan te tonen dat zijn opzegging wel door de ondernemer is ontvangen. Dat heeft de consument niet gedaan. Daarom is niet komen vast te staan dat de consument de overeenkomst heeft opgezegd en gaat de commissie uit van de opzegging door de ondernemer. Dat betekent dat de overeenkomst per 13 maart 2024 is geëindigd.

In de overeenkomst heeft de ondernemer de verplichting op zich genomen dagopvang te bieden aan de zoon van de consument op de dagen die in de overeenkomst zijn genoemd en dit met ingang van de nader overeengekomen ingangsdatum van 16 januari 2024. De consument heeft zich in de overeenkomst verplicht de daar tegenover staande opvangvergoeding aan de ondernemer te betalen.

De ondernemer is zijn dienstverlening ten opzichte van de consument blijven aanbieden. In de periode van 16 januari 2024 tot 13 maart 2024 heeft de consument van de dienstverlening van de ondernemer gebruik kunnen maken, maar dat heeft hij niet gedaan. De consument heeft zijn zoon nimmer naar het kinderdagverblijf van de ondernemer gebracht.

Het feit dat de consument van de dienstverlening van de ondernemer geen gebruik heeft gemaakt, ontslaat hem niet van zijn betalingsverplichting ten aanzien van genoemde periode. Dat de consument om de door hem genoemde reden zijn zoon nooit naar het kinderdagverblijf van de ondernemer heeft gebracht, is een hem persoonlijk betreffende omstandigheid, die niet voor rekening behoort te komen van de ondernemer, die ten behoeve van de consument opvangcapaciteit had gereserveerd, deze niet ten behoeve van een ander kan reserveren en daardoor financieel nadeel lijdt.

Op grond van het voorgaande is commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Dat betekent dat de consument geen gelijk krijgt. De consument zal het nog openstaande bedrag van € 886,50 aan de ondernemer moeten betalen.

Beslissing

De commissie:

verklaart de klacht van de consument ongegrond.

Aldus beslist op 14 oktober 2024 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes en de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.