De consument is uit hoofde van de huurovereenkomst zelf verantwoordelijk voor het nakomen van de verplichtingen daaruit

  • Home >>
  • Recreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Huurovereenkomst m.b.t. vaste standplaatsen    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 400434/429507

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil betreft de opzegging van een huurovereenkomst omtrent een staanplaats van de consument op het terrein van de ondernemer. De ondernemer heeft de huurovereenkomst eenzijdig opgezegd. Zij stelt zich op het standpunt dat de consument zich niet aan de verplichtingen uit de overeenkomst heeft gehouden, omdat zij van de gemeente te horen heeft gekregen dat de consument een ernstige overtreding van de Opiumwet heeft begaan op zijn staanplaats. De consument stelt zich op het standpunt hier niet verantwoordelijk voor te zijn, omdat derden toegang hadden tot zijn staanplaats. Daarnaast stemt de consument niet in met het tussentijds beëindigen van de huurovereenkomst. De commissie is van oordeel dat de ondernemer de overeenkomst rechtmatig heeft beëindigd en de consument de verplichtingen uit de huurovereenkomst niet behoorlijk heeft nageleefd. Daarnaast heeft de consument zelf aangegeven te begrijpen dat hij uiteindelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor hetgeen wat er zich heeft afgespeeld in het chalet dat op zijn naam staat. De commissie verklaart de klacht daarom ongegrond.

De uitspraak

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Recreatie (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2024 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De consument was online aanwezig, maar nadat hij de commissie had meegedeeld dat hij sinds kort een nieuwe advocaat heeft die de zaak nog niet heeft kunnen voorbereiden en dat hijzelf bovendien ziek was, heeft hij de verbinding verbroken.

Ter zitting werd de ondernemer, vertegenwoordigd door de directeur.

Onderwerp van het geschil

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de opzegging van de huurovereenkomst inzake de staanplaats van de consument (nummer 228) op het terrein van de ondernemer op 20 februari 2024.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, waarvan in het bijzonder het schrijven van de gemachtigde van de consument d.d. 17 mei 2024. De inhoud daarvan wordt hierna integraal weergegeven.

  1. De consument ontving op 21 maart 2024 per e-mail een brief waarin door de ondernemer de onmiddellijke tussentijdse opzegging van staanplaats 228 per 20 februari 2024 werd medegedeeld.
  2. Tevens werd in dezelfde e-mail de ontruiming van staanplaats 228 per 25 maart 2024 aangezegd.
  3. De ondernemer heeft in deze berichtgeving nagelaten om huurder te wijzen op het feit dat hij deze eenzijdige beslissing kan voorleggen aan de Geschillencommissie.
  4. Evenmin heeft de ondernemer zich in haar mededelingen gehouden aan de vereisten van artikel 15 lid 2 RECRON, namelijk: “(…) mag de ondernemer niet overgaan tot ontruiming, alvorens de Geschillencommissie uitspraak heeft gedaan.”
  5. Bij brief van raadsman d.d. 23 maart 2024 betwist huurder de onmiddellijke tussentijdse opzegging, gebaseerd op artikel 14 RECRON.
  6. Deze opzegging is gebaseerd op de kennisname van de ondernemer van het voornemen van de Gemeente van 12 februari 2024 om een last onder dwangsom aan huurder op te leggen, wegens overtreding van de Opiumwet.
  7. Op 8 november 2023 is gedurende een strafrechtelijk onderzoek het chalet op staanplaats 228 door de politie doorzocht, waarbij een behoorlijke hoeveelheid amfetamine is aangetroffen.
  8. Huurder is hieromtrent door de politie verhoord en heeft verklaard geen wetenschap te hebben van de aanwezigheid van de amfetamine.
  9. Nu derden tevens konden beschikken over een sleutel, moet het er voor gehouden worden dat zij de strafbare feiten hebben gepleegd.
  10. Huurder begrijpt dat hij uiteindelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat er zich afspeelt in het chalet dat op zijn naam staat, doch betwist dat er sprake is van een ‘dringend geval’, zodat ex artikel 14 RECRON een voorafgaande schriftelijke waarschuwing achterwege kan worden gelaten.
  11. Dit nu de doorzoeking van de politie reeds op 8 november 2023 plaatsvond en de ondernemer pas na ommekomst van de brief van de gemeente d.d. 12 februari 2024 bekend werd met hetgeen in het chalet werd aangetroffen.
  12. Eerdere meldingen van verdacht gedrag, vreemde aanloop of anderszins afwijkende en opvallende gedragingen hebben niet plaatsgevonden, terwijl na de doorzoeking van 8 november 2023 de strafbare goederen zijn verwijderd en de last onder dwangsom, afgegeven door de burgemeester van Stichtse Vecht op 12 maart 2024, haar werking doet gelden.
  13. Dat de ondernemer deze gang van zaken als ‘dringend geval’ ex artikel 14 RECRON aanmerkt wringt temeer, nu de ondernemer bij schrijven d.d. 22 april 2024 nogmaals benadrukt dat huurder zich niet op of om het chalet en staanplaats 228 mag begeven, doch enkel met voorafgaand aan de ondernemer verzochte toestemming, en dan slechts ten behoeve van de ontruiming van staanplaats.

Conclusie

  • De consument stemt niet in met de tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst.
  • De consument stemt niet in met het verbod tot vrije toegang tot het chalet of de staanplaats.
  • De consument stemt niet in met de ontruiming van de staanplaats.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, waarvan in het bijzonder het verweerschrift van 5 juli 2024. De inhoud daarvan is hieronder integraal opgenomen.

Namens de ondernemer treft u hieronder het verweer aan. Het verweer kent de volgende indeling:

  1. Ernstig opiumdelict;
  2. Huuropzegging;
  3. Conclusie.

Ernstig opiumdelict

  1. Op 12 februari 2024 hebben de bestuurders van de ondernemer via een waarschuwingsbrief van de gemeente vernomen dat de consument een ernstige overtreding heeft begaan van artikel 13b van de Opiumwet op jaarplaats 228.
  2. Uit de last onder dwangsom d. d. 11 maart 2023, welke de gemeente heeft opgelegd aan de consument, blijkt de ernst van overtreding:
  • Er is een grote hoeveelheid amfetamine en verpakkingsmateriaal aangetroffen: 3149,81 gram amfetamine, 1175 beige kleurige pillen, twee kartonnen dozen met acht cilinders met inhoud, een telefoon, een laptop, een weegschaal, meerdere rollen tapes, meerdere werkhandschoenen, een rol met lood, meerdere rollen zwartkleurige folie en een sealapparaat;
  • Zeer grote hoeveelheid harddrugs aanwezig in het chalet;
  • Harddrugs was aanwezig om vanuit het chalet te worden verpakt en verhandeld;
  • Het chalet had een belangrijke functie in de keten van harddrugs;
  • Overtreding van artikel 13b van de Opiumwet.
  1. De consument probeert in de klacht een beeld te schetsen dat hij deze overtreding niet heeft begaan, maar dat derden mogelijk toegang hadden tot zijn chalet, hoewel dit enerzijds ongeloofwaardig is en bewijs daarvoor ontbreekt, is dit anderzijds ook in strijd met de waarheid. Ten eerste is de consument als huurder en dus uit hoofde van de huurovereenkomst zelf verantwoordelijk voor het nakomen van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Ten tweede mogen derden geen gebruik maken van de jaarplaats, omdat daar geen toestemming voor aanwezig is van de ondernemer (artikel 8 RECRON-voorwaarden). Ten derde heeft de ondernemer van de gemeente vernomen dat de last onder dwangsom onherroepelijk is. Dat betekent dat zelfs onherroepelijk vaststaat dat de consument de overtreder is van een ernstig opiumdelict. Dat hem geen blaam treft, is derhalve volstrekt onjuist.
  2. De consument heeft de ondernemer nooit op de hoogte gebracht van deze handelingen. De ondernemer is hierachter gekomen doordat hij nota bene zelf een waarschuwingsbrief van de gemeente heeft ontvangen.

Huuropzegging

  1. De ondernemer heeft aan de consument een jaarplaats verhuurd voor de plaatsing van een chalet ten behoeve van uitsluitend recreatief gebruik. De ‘RECRON-voorwaarden vaste plaatsten 2016’ zijn op de huurovereenkomst van toepassing. Dat de jaarplaats uitsluitend voor recreatief gebruik is verhuurd, volgt uit artikel 2, eerste lid, van de RECRON-voorwaarden. Het gebruik van de jaarplaats voor het maken en verhandelen van drugs is uiteraard niet toegestaan, zoals dat nergens in Nederland is toegestaan. De waarschuwing/mededeling dat de jaarplaats uitsluitend voor recreatief gebruik mag worden gebruikt, is aldus in de huurovereenkomst opgenomen en wordt telkens ieder jaar medegedeeld bij de nieuwe factuur. Daar staat ‘komen overeen dat de recreant het recht van plaatsing en/of het gebruik voor recreatieve doeleinden verkrijgt van staanplaats nr. 228’. Bovendien wordt jaarlijks bij de factuur gewezen op het feit dat de RECRON-voorwaarden van toepassing zijn.
  2. Gelet op de ernst van de overtreding heeft de ondernemer de huurovereenkomst direct opgezegd op 20 februari 2024. De ondernemer had aanvankelijk een termijn gegeven tot 1 maart 2024 om de jaarplaats te ontruimen. Aan die termijn heeft de consument geen gehoor gegeven. De ondernemer heeft de consument regelmatig op de ontruimingsplicht gewezen en gesommeerd om alsnog aan de ontruimingsplicht zelf te voldoen. Bij brief van 22 april 2024 heeft de ondernemer een laatste termijn gegeven van vijf weken om de jaarplaats te ontruimen en een klacht in te dienen bij de commissie. Tot op heden is de jaarplaats niet ontruimd.

NB: in randnummer 4 van de klacht wordt verondersteld dat de ondernemer in strijd met artikel 15 lid 2 heeft gehandeld. Dat is niet correct. De ondernemer is tot op heden niet tot ontruiming van de jaarplaats overgegaan.

  1. Gelet op de ernst/dringendheid van de overtreding was een directe tussentijdse opzegging van de huurovereenkomst mogelijk. Verwezen wordt naar artikel 14, eerste lid, van de RECRON-voorwaarden. De consument heeft de verplichting uit de huurovereenkomst en de overheidsvoorschriften niet nageleefd. Er is sprake van een zodanige mate van ernst, dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van de ondernemer niet kan worden gevergd dat hij de overeenkomst in stand laat. Hoewel de consument telkens is gewaarschuwd/medegedeeld dat de jaarplaats uitsluitend voor recreatief gebruik kan worden toegestaan, was ook zonder de aanwezigheid van deze waarschuwingen/mededelingen de onmiddellijke opzegging gerechtvaardigd. Dit volgt uit de ernst van de overtreding en het feit dat de ondernemer zelf ook vanwege het handelen van de consument een waarschuwing vanuit overheidswege heeft gekregen. Bij brief van 22 april 2024 heeft de ondernemer de consument de toegang ontzegd.
  2. De consument diende de jaarplaats voor 1 maart 2024 te ontruimen. Aan deze ontruimingsplicht (en sommaties daarna) heeft de consument geen gehoor gegeven. De consument bleef de jaarplaats telkens voor enkele uren betreden (ook met derden) voor niet recreatief gebruik. Tevens meldden zich na de huuropzegging derden (zonder de aanwezigheid van de consument) en gaven ze aan dat ze een weekend in het chalet van de consument mochten verblijven. Het gebruik van de jaarplaats door derden is zonder toestemming van de ondernemer niet toegestaan conform artikel 8 RECRON-voorwaarden. Die toestemming was niet aanwezig.
  3. de consument blijft in strijd handelen met de RECRON-voorwaarden, de huuropzegging en het toegangsverbod. Hij blijft de jaarplaats betreden zonder recht of titel en creëert bij (medewerkers van) de ondernemer een onveilige situatie. De verheffing van zijn stem, het woordgebruik en de daarbij sterk aanwezige non-verbale uitingen, zorgen voor een dergelijke dreigende situatie. Dit neemt bij elk bezoek toe. De ondernemer heeft op 25 juni 2024 de politie moeten inschakelen. De politie heeft de consument toen van het park af gezet.
  4. De situatie is voor de ondernemer onhoudbaar. De verhouding tussen partijen is ontwricht. Het handelen van de consument veroorzaakt schade, onrust en onveiligheid bij de ondernemer, diens medewerkers en de recreanten.

Conclusie

Vanwege het ernstige delict en de handelwijze van de consument (ook na de huuropzegging) kan niet langer een instandhouding van de huurovereenkomst worden gevergd. De huurrelatie is duurzaam ontwricht.

De ondernemer verzoekt u de redelijkheid en billijkheid te betrachten en de klacht van de consument ongegrond te verklaren en te verklaren/oordelen dat de huurovereenkomst is opgezegd en dat de consument zijn jaarplaats niet tijdig heeft ontruimd.

Juridisch kader

RECRON-voorwaarden (vaste plaatsen)

Artikel 14 Tussentijdse beëindiging door de ondernemer bij een toerekenbare tekortkoming en/ of onrechtmatige daad

  1. Indien de recreant, mederecreant(en) en/of derde(en) de verplichtingen uit de overeenkomst, de regels in de informatie en/of de overheidsvoorschriften, ondanks voorafgaande schriftelijke waarschuwing, niet of niet behoorlijk na leeft of naleven en wel in zodanige mate dat naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid van de ondernemer niet kan worden gevergd dat hij de overeenkomst in stand laat, heeft de ondernemer het recht de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen, zulks met inachtneming van het tweede en derde lid. De schriftelijke waarschuwing kan in dringende gevallen achterwege worden gelaten.
  2. De ondernemer heeft het recht het gebruik van de plaats en/of het kampeermiddel met onmiddellijke ingang te verbieden en de nutsvoorzieningen af te sluiten indien niet wordt voldaan aan de veiligheidseisen. De ondernemer maakt schriftelijk bekend hoe de plaats en/of het kampeermiddel aangepast dient te worden. De recreant heeft na de schriftelijke bekendmaking een termijn van één maand om de plaats en/of het kampeermiddel in overeenstemming met de geldende veiligheidseisen te brengen. In het geval na afloop van de termijn de plaats en/of het kampeermiddel naar het oordeel van de ondernemer nog steeds niet voldoet aan de veiligheidseisen, maakt de ondernemer dit aan de recreant schriftelijk gemotiveerd bekend en heeft de ondernemer het recht de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen.
  3. Een tussentijdse beëindiging van de overeenkomst maakt de ondernemer aan de recreant bekend met een aangetekende of persoonlijk overhandigde brief. In die brief dient de ondernemer de recreant te wijzen op de mogelijkheid een geschil voor te leggen aan de Geschillencommissie en op de termijn die de recreant daarbij in acht dient te nemen.
  4. De ondernemer kan in dringende gevallen de recreant, mederecreant(en) en/ of derde(n) verbieden gebruik te maken van de plaats en/of het kampeermiddel vanaf het moment van opzegging, tenzij de Geschillencommissie anders bepaalt.
  5. Na de beëindiging dient de recreant zijn plaats te ontruimen en het kampeermiddel van het terrein te verwijderen en is het betreden van het terrein hem, de mederecreant(en) en/of derden verboden.
  6. De ontruiming en opruiming van de plaats worden geregeld in artikel 15.

Artikel 15: Ontruiming

  1. Onder ontruiming door de recreant wordt verstaan het van de plaats en van het terrein verwijderen van al hetgeen zich op de laatste dag van de overeenkomst op de plaats bevindt of heeft bevonden, uitgesloten eigendommen van de ondernemer.
  2. Indien de recreant de beëindiging van de overeenkomst door de ondernemer betwist en het geschil tijdig heeft voorgelegd aan de Geschillencommissie, mag de ondernemer niet overgaan tot ontruiming, alvorens de Geschillencommissie daarin uitspraak heeft gedaan.

(…)

  1. In het geval van een beëindiging van de overeenkomst door de ondernemer dient de recreant de plaats ontruimd en opgeruimd aan de ondernemer op te leveren uiterlijk op de laatste dag van de overeengekomen periode.
  2. In het geval van tussentijdse beëindiging van de overeenkomst door de ondernemer dient de recreant de plaats ontruimd en opgeruimd aan de ondernemer op te leveren binnen een redelijke termijn met een maximum van één maand vanaf de datum waartegen de overeenkomst tussentijds is beëindigd.
  3. Indien de recreant niet voldoet aan het bepaalde in het vijfde of zesde lid heeft de ondernemer het recht de plaats te ontruimen en op te ruimen. Indien de recreant de beëindiging of tussentijdse beëindiging van de overeenkomst door de ondernemer betwist en het geschil tijdig heeft voorgelegd aan de Geschillencommissie, mag de ondernemer niet overgaan tot ontruiming alvorens de beslissing van de Geschillencommissie hem daartoe het recht geeft.
  4. Vanaf het moment dat de ondernemer het recht toekomt de plaats te ontruimen en op te ruimen zijn de in redelijkheid gemaakte kosten van ontruimen en opruimen en eventuele stallingskosten voor rekening van de recreant en heeft de ondernemer het recht deze kosten te verrekenen met geldelijke verplichtingen van de ondernemer aan de recreant onverminderd het bepaalde in het tiende lid.
  5. Vanaf het moment dat de ondernemer het recht toekomt de plaats te ontruimen en op te ruimen wordt de recreant geacht afstand te hebben gedaan van al hetgeen zich op de plaats bevindt.
  6. De ondernemer heeft het recht, indien de waarde dat rechtvaardigt, al hetgeen zich op de plaats bevindt op kosten van de recreant openbaar te laten verkopen;
  7. Indien de kosten van een openbare verkoop de geschatte opbrengst zou den overtreffen, heeft de ondernemer het recht al hetgeen zich op de plaats bevindt op kosten van de recreant onderhands te verkopen;
  8. De ondernemer heeft het recht de opbrengst van een openbare of onderhandse verkoop te verrekenen met alle geldelijke verplichtingen van de recreant aan de ondernemer. Bij gebruikmaking van dit recht dient de ondernemer een eventuele meeropbrengst met een gespecificeerde afrekening aan de recreant af te dragen;
  9. De ondernemer heeft het recht elke zaak die in redelijkheid niet te verkopen is op kosten van de recreant als afval af te laten voeren en te vernietigen.
  10. De recreant is niet aansprakelijk voor door hem bij de ontruiming en/of opruiming veroorzaakte schade die hem niet kan worden toegerekend. Indien bij de ontruiming en/of opruiming schade ontstaat door veranderingen in/aan/op het terrein veroorzaakt door de ondernemer, is de ondernemer aansprakelijk.
  11. De ondernemer is niet aansprakelijk voor de door hem veroorzaakte schade ontstaan bij de ontruiming en/of opruiming, die hem niet kan worden toegerekend.
  12. De recreant vrijwaart de ondernemer voor de gevolgen van de eventuele aanwezigheid van asbest en chemisch afval op de plaats, tenzij die aanwezigheid verband houdt met omstandigheden die in de risicosfeer van de ondernemer liggen. De kosten van het verwijderen, afvoeren en verwerken van asbest en chemisch afval zijn in het eerstbedoelde geval voor rekening van de recreant.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de RECRON-voorwaarden heeft de ondernemer het recht de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen indien de recreant de verplichtingen uit de overeenkomst, de regels in de informatie en/of de overheidsvoorschriften, ondanks voorafgaande schriftelijke waarschuwing, niet of niet behoorlijk naleeft en wel in zodanige mate, dat naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid van de ondernemer niet kan worden gevergd dat hij de overeenkomst in stand laat, zulks met inachtneming van het tweede en derde lid van voornoemd artikel. De schriftelijke waarschuwing kan in dringende gevallen achterwege worden gelaten.

Bij brief van 12 februari 2024 heeft de gemeente de ondernemer laten weten dat de consument een ernstige overtreding van de Opiumwet heeft begaan op zijn staanplaats, te weten het aanwezig hebben van grote hoeveelheden harddrugs en daaraan gerelateerde materialen, zoals verpakkingsmateriaal, een weegschaal, werkhandschoenen en een sealapparaat, in zijn chalet op het terrein van de ondernemer.

De consument heeft aangegeven daar niet verantwoordelijk voor te zijn, omdat derden toegang hadden tot zijn chalet. De commissie volgt de consument hier niet in. De consument is huurder en dus uit hoofde van de huuroverkomst zelf verantwoordelijk voor het nakomen van de verplichtingen uit de huurovereenkomst. Bovendien mogen derden geen gebruik maken van het chalet op de jaarplaats, omdat daar geen toestemming voor was van de ondernemer. De consument heeft overigens zelf aangegeven te begrijpen dat hij uiteindelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat er zich heeft afgespeeld in het chalet dat op zijn naam staat.

Met de ondernemer is de commissie op grond van het voorgaande van oordeel dat de consument de verplichtingen uit de huurovereenkomst met de ondernemer niet behoorlijk heeft nageleefd en dat van de ondernemer naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet gevergd kon worden dat hij de overeenkomst in stand hield. Gelet op de zwaarte van de overtreding door de consument, te weten handelen in strijd met de Opiumwet door het aanwezig hebben van onder meer grote hoeveelheden harddrugs in zijn chalet op het terrein van de ondernemer, is de ondernemer er terecht van uitgegaan dat er sprake was van een ‘dringend geval’ waarbij een schriftelijke waarschuwing achterwege gelaten kan worden.

De consument heeft overigens terecht aangevoerd dat de ondernemer in strijd met het bepaalde in artikel 14, derde lid, van de RECRON-voorwaarden heeft verzuimd om de consument in de opzegging van de huurovereenkomst te wijzen op de mogelijkheid een geschil voor te leggen aan de commissie en te wijzen op de termijn die hij daarbij in acht dient te nemen. De commissie zal hier echter geen enkel rechtsgevolg aan verbinden, temeer niet daar de consument zijn klacht tijdig aan de commissie heeft voorgelegd.

Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht ongegrond verklaren.

De ondernemer heeft in zijn verweerschrift aangegeven en ter zitting desgevraagd verklaard dat hij de staanplaats van de consument hangende de procedure bij de commissie nog niet heeft ontruimd en opgeruimd, dit gelet op artikel 15, tweede lid, van de RECRON- voorwaarden. Nu de commissie de klacht ongegrond zal verklaren, zal zij in het verlengde daarvan bepalen dat de consument de staanplaats dient te ontruimen en op te ruimen binnen een termijn van drie weken na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien de recreant daaraan niet voldoet, heeft de ondernemer ingevolge artikel 15, achtste lid, van de RECRON-voorwaarden het recht de plaats te ontruimen en op te ruimen. Gelet op artikel 15, negende lid, van de RECRON-voorwaarden zijn de daaraan verbonden kosten voor rekening van de consument. Ten slotte wijst de commissie erop dat de ondernemer gebruik kan maken van de bevoegdheid die hem ingevolge artikel 15, tiende lid, van de RECRON-voorwaarden toekomt.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht ongegrond, zodat het door de consument verlangde wordt afgewezen.

De commissie bepaalt dat de consument de staanplaats dient te ontruimen en op te ruimen binnen een termijn van drie weken na de verzenddatum van dit bindend advies.

De commissie bepaalt dat de ondernemer, ingeval de consument niet voldoet aan de verplichting om de staanplaats binnen de gestelde termijn te ontruimen en op te ruimen, gerechtigd is zulks te doen waarbij de daaruit voortvloeiende kosten voor rekening zijn van de consument.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer P.W.M. Meijkamp , mevrouw mr. A. Dantuma, leden, op 28 augustus 2024.