De ondernemer heeft de boot niet conform de afspraak met consument gestald

De Geschillencommissie




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: Schade / Tekortkoming in de nakoming    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 238538/249477

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De uitspraak gaat over een overeenkomst tot opdracht van het stallen van een boot voor de winter. De consument had een ligplaats voor de zomer in de jachthaven van de ondernemer. Hij wilde ook graag gebruik maken van de winterstalling van deze jachthaven. De consument heeft hierbij aangegeven graag bij de boot te kunnen om deze af te dekken en winterklaar te maken, en zo de mogelijkheid te hebben om in de lente klein onderhoud te plegen. De ondernemer heeft hiermee ingestemd, maar heeft zich hier vervolgens niet aan gehouden. De boot is verplaatst naar een andere jachthaven, waar deze op 5 meter hoogte en niet geborgen is geplaatst. Hierdoor heeft de consument de boot niet kunnen afdekken, en heeft hij de hele winter schade geleden. Volgens de ondernemer moet met de beperkte ruimte efficiënt worden omgegaan. Hierin moeten keuzes worden gemaakt, zoals het onderbrengen bij een andere jachthaven en het stapelen van de boot. Volgens de ondernemer is de consument voldoende tijd gegeven om de boot winterklaar te maken.

Wat is de beslissing?

De consument stelt vast dat het in deze zaak gaat om onduidelijke communicatie vanuit de ondernemer. De consument zegt informatie over de verplaatsing niet te kennen. Echter, is volgens de commissie niet toegezegd dat de boot op een andere plek gestald zou worden. De  consument hoefde dit dan ook niet te verwachten. De commissie acht de klacht dan ook ten dele gegrond.

De volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft in hoofdzaak betrekking op de winsterstalling voor het seizoen 2023/2024 voor een bedrag van € 435,12.

De consument heeft een bedrag van € 382,90 – niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Het standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Gedurende het zomerseizoen van 2023 heeft de consument gebruik gemaakt van een ligplaats in de jachthaven van de ondernemer. De consument heeft bij de ondernemer aangegeven ook voor de winsterstalling gebruik te willen maken van de mogelijkheden bij deze jachthaven. Daarbij heeft de consument benadrukt dat de boot in de haven van de ondernemer moest blijven, omdat de consument de boot nog winterklaar wilde maken en goed wilde afdekken. Bovendien was hij voornemens in het voorjaar licht onderhoud te gaan verrichten aan de boot, zodat van belang was dat de consument bij de boot kon komen. De ondernemer heeft aangegeven dat er plaats was voor de boot van de consument.

In tegenstelling tot de met de ondernemer gemaakte afspraken is de boot voor de winterstalling naar een andere jachthaven gebracht. De boot is aldaar op een voor de consument onbereikbare plaats neergelegd, op circa vijf meter hoogte en niet geborgd. Hierdoor heeft de consument de boot niet veilig kunnen afdekken met als gevolg dat de boot de hele winter open heeft gelegen en daarmee blootgesteld is geweest aan de elementen.

De plaats in de winsterstalling is door de ondernemer zonder enig voorbehoud aangeboden. De plaats voldoet in het geheel niet aan de gemaakte afspraken met (de eigenaar van) de jachthaven. Hierdoor heeft de consument schade geleden, waarvoor hij restitutie van het bij de commissie in depot gestorte bedrag aan stallingskosten, op zijn plaats acht.

Het standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Aan het einde van het seizoen krijgen alle klanten de vraag wat ze met hun boot gaan doen. Naast circa veertig klanten heeft ook de consument aangegeven graag een plekje te willen bij de ondernemer, buiten op een bok. De ondernemer werk nauw samen met een andere jachthaven, omdat er op het eigen terrein maar beperkte stallingsruimte beschikbaar is.

Jaarlijks wordt begin oktober gestart met het stallen van de boten op de kant. De beperkte ruimte wordt zo efficiënt mogelijk ingedeeld, waarbij van te voren niet is vast te stellen welke boten er precies op het eigen terrein kunnen blijven en welke boten er naar de andere jachthaven worden gevaren. Dat wordt pas duidelijk bij het kranen van de boten. De andere jachthaven werkt zowel binnen als buiten met stapelbokken. Het is dus mogelijk dat een boot gestald wordt boven een andere boot, zoals bij de consument is gebeurd. Natuurlijk heeft elke klant zijn boot het liefste op de begane grond, maar aan die wens kan niet altijd worden voldaan.

Naar de mening van de ondernemer is er voldoende tijd voor de consument geweest om de boot winterklaar te maken tussen het stallen van de boot op de kant en de stalling bij de andere jachthaven. De ondernemer heeft bovendien de consument de mogelijkheid aangeboden om een dekzeil te plaatsen tegen gebruikelijk tarief, voor het geval hij zelf de boot niet in wilde. Ook kan in overleg altijd een ladder worden geleend.
Dat de boot van de consument niet veilig geborgd en gestut heeft gelegen, acht de ondernemer onjuist. De havenmeester is op dit vlak heel kundig en uit eigen constatering kan de ondernemer bevestigen dat de boot als een ‘huis’ heeft gestaan. De ondernemer stalt jaarlijks circa veertig boten en de andere jachthaven misschien zelfs vierhonderd, waarvan ook een groot aantal op hoogte.

De ondernemer verzoekt de commissie op grond van het voorgaande de klacht van de consument ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft, gelet op hetgeen over en weer door partijen voor zover hier relevant naar voren is gebracht, het volgende overwogen.

Het geschil vloeit voort uit een overeenkomst met betrekking tot de winterstalling buiten voor de periode 2023-2024 voor de boot van de consument.

Vast staat dat de ondernemer uitvoering heeft gegeven aan de overeenkomst, ware het niet onder de door de consument verwachte condities. Ook stelt de commissie vast dat de consument voor de eerste keer gebruik maakt van de winterstalling bij de ondernemer.

De ondernemer heeft in aanvulling op de stukken ter zitting toegelicht hoe bij de winterstalling in de praktijk te werk wordt gegaan en heeft benadrukt dat dit al jaren zo gebeurt. De klanten worden, zo begrijpt de commissie, voornamelijk mondeling op de hoogte gesteld van de gang van zaken rond de winterstalling. De vraag vanuit de commissie naar de aanwezigheid van een specifieke informatiebrief hieromtrent, is door de ondernemer niet bevestigd. De consument heeft ter zitting benadrukt deze informatie, met name over het verplaatsen van de boten naar een andere haven en de plaatsing in de hoogte op stapelbokken, niet te kennen. De consument stelt dat de ondernemer heeft toegezegd de boot op eigen terrein van de ondernemer te zullen stallen. Het is de commissie niet gebleken dat de ondernemer ten aanzien van de plaats en stallingslocatie een voorbehoud heeft gemaakt naar de consument toe.

De consument betreft een nieuwe klant die voor het eerst gebruik maakt van de winsterstalling en de vraag die de commissie zich hier stelt is wat de consument in redelijkheid ten aanzien van de stalling kan verwachten en/of kan weten. De overeenkomst zelf bevat geen informatie over de locatie en of plaats, enkel dat het een buitenstalling betreft. Evenmin geven de stukken blijk van een voorbehoud gemaakt door de ondernemer.

Voor de commissie is op grond van het voorgaande genoegzaam komen vast te staan dat het geschil in wezen voortvloeit uit onduidelijke communicatie van de zijde van de ondernemer met betrekking tot de uitvoering van de winterstalling. Niet is geleken dat de ondernemer niet heeft toegezegd dat de boot mogelijk elders zou worden gestald. De consument hoefde daarom ook niet te verwachten dat de boot elders zou worden gestald en bovendien niet geborgd en in een stelling op hoogte.

Nu niet aantoonbaar is gebleken dat de consument is geïnformeerd door de ondernemer en niet gebleken van een door de ondernemer gemaakt voorbehoud in de overeenkomst, oordeelt de commissie de klacht van de consument ten dele gegrond. De commissie ziet op grond van de redelijkheid en billijkheid aanleiding de factuur voor de winsterstalling 2023/2024 te laten delen door partijen.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument ten dele gegrond is en derhalve ziet zij aanleiding om de behandelingskosten te matigen.
Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht van de consument ten dele gegrond.

Het bij de commissie in depot gestorte bedrag wordt als volgt verrekend. Van het depotbedrag wordt € 191,45 uitgekeerd aan de ondernemer, het restant bedrag van € 191,45 wordt aan de consument terugbetaald.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 77,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Het door de consument meer of anders verlangde wordt afgewezen.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan het secretariaat van de commissie behandelingskosten verschuldigd. De commissie ziet aanleiding deze kosten te matigen tot 50%.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie, bestaande uit de heer mr. J.N. de Blécourt, voorzitter, de heer M.P. Bakker, de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, secretaris, op 23 september 2024.