Huurkoop staat een inhoudelijke beoordeling door de commissie niet in de weg.

De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: Ontvankelijkheid    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: VOE06-0472

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil
 
Het geschil vloeit voort uit een op 11 december 2005 tussen partijen totstandgekomen koopovereenkomst.
 
De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een gebruikte auto, een Opel Zafira 2.0 DTI Comfort voor de prijs van € 11.400,– inclusief BTW.
De levering vond plaats op 20 december 2005.
 
De consument heeft op 21 mei 2006 en op 20 juni 2006 klachten voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
 
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak dat binnen de garantietermijn van zes maanden twee defecten aan de auto zijn ontstaan, die ten onrechte niet op basis van garantie zijn hersteld.
 
Het eerste defect ontstond op 21 mei 2006 en betrof een kapotte koppeling.
Het tweede defect ontstond op 19 juni 2006 en betrof een kapotte startmotor.
 
De kosten van de eerste reparatie bedroegen € 1.249,56 inclusief BTW en van de tweede reparatie € 472,64.
 
Ter zitting heeft de consument – als reactie op het standpunt van de ondernemer – nog aangevoerd dat bij het verkoopgesprek wel is gesproken over verschillende afleveringspakketten, doch daarbij is niet afgesproken dat geen BOVAG-garantie van toepassing zou zijn. De consument is, naar hij aanvoert, ervan uitgegaan dat het afgesproken afleveringspakket als extra bovenop de BOVAG- garantie van toepassing zou zijn. 
 
De consument verlangt vergoeding van de gemaakte kosten.
 
Standpunt van de ondernemer
 
Ter zitting heeft de ondernemer aangevoerd dat bij het verkoopgesprek uitdrukkelijk is gesproken over de verschillende garantiemogelijkheden, zoals weergegeven in een overzicht. De ondernemer heeft ter zitting een dergelijk overzicht overgelegd, zoals hierna weergegeven. 
Met de consument is afgesproken dat het pakket “small” van toepassing zou zijn op de overeenkomst en dit is ook in koopovereenkomst vastgelegd. Daarmee is afstand gedaan van welke garantie dan ook. De auto is te koop aangeboden op de internetsite van de onderneming en hierin is tevens vermeld dat het gaat om een aanbieding die neerkomt op “zo meenemen” aldus de ondernemer. Het ging om een auto voor een groothandelsprijs. Met de consument zijn de verschillende garantiemogelijkheden besproken en hij heeft bewust gekozen voor het pakket “small”, dat wil zeggen drie maanden garantie op het motorblok en de versnellingsbak.
 
Ter nadere toelichting heeft de ondernemer verder nog uiteen gezet dat er is verzuimd op de overeenkomst te vermelden dat geen BOVAG-garantie van toepassing zou zijn.
 
Dat de gebreken aan de auto zijn ontstaan binnen zes maanden na de aflevering staat wat de ondernemer betreft niet ter discussie.
 
Desgevraagd verklaarde de ondernemer dat waar in de financieringsovereenkomst wordt gesproken van “leveringsvoorwaarden” de BOVAG-standaardbepalingen zijn bedoeld. Verder verklaarde de ondernemer dat, hoewel sprake is van huurkoop, ervan dient te worden uitgegaan dat de consument belanghebbende is bij dit geschil.
 
De ondernemer bepleit afwijzing van de klacht.
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
Uit de stukken blijkt dat de auto destijds van de ondernemer is gekocht op basis van huurkoop. De auto is gekocht door Abfin Lease & Financiering te Wassenaar die deze vervolgens aan de consument als houder en op basis van huurkoop ter beschikking heeft gesteld aan de consument. In het terzake opgestelde financieringscontract, waarbij naast de financier en de consument ook de ondernemer partij is, is onder meer het volgende opgemerkt:
 
op deze koop zijn de standaard verkoop-, leverings-, en betalingsvoorwaarden van Leverancier van toepassing. 
 
Hoewel sprake is van huurkoop – en uit juridisch oogpunt bezien de consument niet als eigenaar kan gelden zolang de financiering niet volledig is afgelost gaat de commissie, net als de ondernemer, ervan uit dat de consument als houder en (voorwaardelijk) rechthebbende van de auto, belanghebbende is bij de aanspraak op garantie.
 
Verder moet op grond van de hiervoor geciteerde passage uit het financieringscontract worden aangenomen dat op de overeenkomst tussen de ondernemer en de consument de BOVAG- standaardbepalingen van toepassing zijn. Dit is immers met zoveel woorden door de ondernemer erkend.
 
Het gaat in dit geval om de vraag of de auto wel of niet met zogenoemde BOVAG-garantie is verkocht.
 
In artikel 15 lid 4 van de BOVAG-standaardbepalingen is – kort gezegd – bepaald dat op gebruikte auto’s door de ondernemer garantie wordt gegeven voor minimaal 6 maanden, tenzij de koper (de consument) uitdrukkelijk schriftelijk heeft verklaard hiervan af te zien. Uit de schriftelijke overeenkomst blijkt niet letterlijk van een dergelijke afstand.
 
Op de schriftelijke overeenkomst is wel opgemerkt “inclusief afleveringspakket small”. De vraag is dan ook of de consument hiermee “uitdrukkelijk schriftelijk” heeft verklaard afstand te doen van BOVAG- garantie. De commissie is van oordeel dat dit niet het geval is. Artikel 15 lid 4 van de BOVAG- standaardbepalingen heeft, gelet op de bewoordingen “uitdrukkelijk” en “schriftelijk”, de strekking om onmiskenbaar duidelijk te maken of de auto wel of niet met BOVAG-garantie wordt verkocht. Het is aan de ondernemer als deskundige verkoper om die duidelijkheid te scheppen teneinde mogelijke misverstanden in beider belang te voorkomen. Uit de schriftelijke koopovereenkomst blijkt ook niet dat de consument een bedrag van € 399,– heeft betaald voor het pakket “small”, zoals in het hiervoor weergegeven overzicht is vermeld. De omstandigheid dat is afgesproken dat een bepaald pakket wel van toepassing is brengt niet zonder meer mee dat de in de BOVAG-standaardbepalingen overeengekomen BOVAG-garantie niet van toepassing zou zijn. Nu de ondernemer heeft gekozen voor een andersoortige omschrijving en een keuzepakket dat afwijkt van de door de ondernemer gehanteerde en op de overeenkomst van toepassing zijnde BOVAG-standaardbepalingen, komt de daaruit voortvloeiende onduidelijkheid voor zijn risico.
 
De ondernemer voert nog aan dat de auto is aangeboden op de internetsite met de opmerking “meeneemprijs” of termen van gelijke strekking. Voor zover daarmee wordt betoogd dat geen garantie wordt verstrekt kan niet worden gezegd dat de consument – als leek – op de hoogte moet zijn van dergelijke branche-uitdrukkingen. Ook een dergelijke opmerking brengt niet mee dat de consument afstand heeft gedaan van BOVAG-garantie.
 
De prijs van de auto is in dit geval verder niet van belang voor de vraag of garantie van toepassing is. Vast staat immers dat de prijs van de auto hoger was dan de in artikel 15 lid 4 van de BOVAG standaardbepalingen genoemde ondergrens van € 4.500,–.
 
De Commissie komt dan ook tot het oordeel dat de auto is verkocht met 6 maanden garantie en dat de gebreken, gelet ook op de erkenning door de ondernemer, binnen die termijn zijn ontstaan. 
 
De herstelkosten staan ook niet ter discussie en deze bedragen in totaal € 1.722,20 inclusief BTW.
 
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
 
Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
 
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 1.722.20. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
 
Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen op 4 december 2006.