Non-comformiteit boot paasweekend

De Geschillencommissie




Commissie: Water    Categorie: (non)conformiteit    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: -   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 227251/244271

De uitspraak:

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Waterrecreatie (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 18 april 2024 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Beide partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting het standpunt nader toe te lichten.

Onderwerp van het geschil

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de gevolgschade die de consument heeft geleden doordat hij vanwege een gebarsten koppelstuk in het koelwatersysteem in het paasweekend niet met zijn boot kon varen, en daarom een zeilboot moest huren.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft bij de ondernemer een zeilboot gekocht die medio juni 2022 aan hem is geleverd. Op 5 april 2023 heeft een monteur die voor een reparatie op de boot aanwezig was geconstateerd dat het koppelstuk in het koelwatersysteem was gebarsten. Het was volgens de monteur niet verantwoord om te gaan varen. De consument heeft het gebrek nog dezelfde dag gemeld bij de ondernemer en bij de dealer van de scheepsmotor. De monteur die vervolgens is benaderd kon pas na het paasweekeinde tot reparatie overgaan. De consument heeft hierdoor noodgedwongen een zeilboot gehuurd om het geplande zeilweekend met Pasen door te kunnen laten gaan.

Het barsten van een koppelstuk betreft naar zeggen van de consument een non-conformiteit waarvan de gevolgschade (de huur van een vervangende boot) moet worden vergoed. De consument heeft de ondernemer in gebreke gesteld en aansprakelijk gesteld. De ondernemer beroept zich op overmacht en verwijst naar de motorfabrikant. De consument heeft echter een overeenkomst gesloten met de ondernemer. Van overmacht is geen sprake.

De consument verlangt een bedrag van € 741,– voor de huur van een zeilboot.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Motorleverancier verleent een directe garantie aan de eigenaar van een schip. Door een monteur van de leverancier is vastgesteld dat een bevestiging aan de motor van de koelwaterslang naar de boiler gescheurd was. Vermoedelijk is deze bij de montage te strak aangetrokken.

Nadat de ondernemer hierover werd geïnformeerd heeft de ondernemer bij een derde geïnformeerd of de montage van die bevestiging door de leverancier direct voor levering wordt uitgevoerd of door een derde tijdens de montage van de motor. De werf heeft de ondernemer laten weten dat deze bevestiging onderdeel van de leverancier levering is en onder de leverancier garantie valt. De ondernemer heeft diezelfde dag de monteur verzocht het probleem onder leverancier garantie te verhelpen. Helaas was de bevestiging niet op voorraad en kon deze pas enkele dagen later worden geleverd en gemonteerd.

De ondernemer heeft snel en correct gehandeld. Dat het onderdeel niet op voorraad was is overmacht. De ondernemer is niet aansprakelijk voor gevolgschade.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Kern van de klacht is dat sprake is van een gebrek in de bevestiging aan de motor van de koelwaterslang naar de boiler van het schip, welk gebrek niet direct kon worden gerepareerd waardoor de consument zich genoodzaakt zag om een vervangend zeilschip te huren om het geplande zeilweekend door te kunnen laten gaan.

De consument heeft het gebrek aan de ondernemer gemeld. Omdat (ook) sprake is van rechtstreekse garantieverplichting van de fabrikant, heeft de ondernemer de monteur van de fabrikant gevraagd het gebrek te verhelpen. Daarmee heeft de ondernemer naar het oordeel van de commissie genoegzaam voldaan aan zijn contractuele verplichtingen jegens de consument. De reparatie heeft enkele dagen op zich laten wachten omdat het betreffende onderdeel niet voorradig was. Dat de consument daardoor niet met zijn schip mee kon doen aan het geplande zeilweekend is weliswaar vervelend, maar kan de ondernemer in termen van niet nakoming of niet tijdige/niet juiste nakoming niet worden verweten. De ondernemer kon in casu niet meer doen dan hij heeft gedaan. Dit zou anders zijn geweest indien de ondernemer het te vervangen onderdeel zelf wel voorhanden had doch had geweigerd de vereiste vervanging snel uit te voeren. Het bestaan van die situatie is echter gesteld noch gebleken.

Volgens artikel 18 lid 1 van de van toepassing zijnde HISWA algemene aannemings-, verkoop-, en leveringsvoorwaarden is de ondernemer aansprakelijk voor schade die de consument lijdt, als die schade het gevolg is van een tekortkoming die is toe te rekenen aan de ondernemer of aan personen die voor hem werken. Het huren van een boot is geen directe schade die is ontstaan door het genoemde mankement.

Het betreft immateriële schade: de consument is zijn (lang) weekendgenot misgelopen. Ingevolge artikel 6:106 lid 1 BW heeft de benadeelde echter alleen recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen. Van opzet is hier geen sprake. Dat betekent dat de door de consument verlangde schadevergoeding moet worden afgewezen.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie wijst het door de consument verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie, bestaande uit mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, de heer J. Zetzema en mr. M. Lodewijkx – Spithoff, leden, in aanwezigheid van mr. L. Kramer, secretaris, op 18 april 2024.