
Commissie: Advocatuur
Categorie: Interne klachtprocedure
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV06-0169
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft de hoogte van de (onbetaalde) declaraties van de advocaat voor en de kwaliteit van zijn bijstand in de procedures van de cliënt tegen de gemeente Nunspeet in verband met overlast van het schietcentrum ter plaatse. De cliënt heeft de declaratie ter grootte van € 8.214,46 niet voldaan en dit bedrag overeenkomstig het Reglement van de commissie in depot gestort. Standpunt van de cliënt Het standpunt van de cliënt luidt in hoofdzaak als volgt. [naam advocaat] en [naam collega advocaat] hebben de cliënt geadviseerd een second opinion te laten uitvoeren door het advocatenkantoor. Dit advies heeft de cliënt gevolgd met de afspraak dat later een schadeclaim bij de rechtsbijstandverzekeraar zou worden ingediend. Later heeft het kantoor aangegeven dat dit geen zin zou hebben. De cliënt is niet akkoord met de door het kantoor gehanteerde declaratiemethode waarbij tijdseenheden van 6 minuten worden gebruikt. Het kantoor heeft de cliënt niet vooraf op de hoogte gesteld van deze methode. Door deze rekenmethode vraagt het kantoor vergoeding voor werkzaamheden die niet zijn verricht. Het teveel in rekening gebrachte deel schat de cliënt, uitgaande van een gemiddelde afwijking van 3 minuten, op € 2.027,15. Het uurtarief van de advocaat is in een tijdsbestek van een jaar (in drie keer) met circa 17,15% verhoogd. Bepaalde afgesproken actiepunten blijven te lang liggen en elk contact hierover wordt in rekening gebracht. Dit heeft dus kostenverhogend gewerkt. [naam collega advocaat] heeft ondanks afspraak nagelaten (tijdig) stukken in te dienen, hetgeen is terug te vinden in de uitspraken van de Raad van State. Het resultaat is behaald dankzij derden. De kosten die de advocaat hiervoor desondanks in rekening heeft gebracht, wil de cliënt niet voldoen. Het klachtgesprek met de (toenmalige) mentor van [naam advocaat] is niet rekening gebracht, terwijl het daarop volgende klachtgesprek met één van de partners van het kantoor, dat nodig was omdat toezeggingen niet werden nagekomen, wel volledig in rekening is gebracht. De cliënt is niet akkoord met de eenzijdige opzegging door de advocaat. De kosten voor het inwerken van een nieuwe advocaat dienen door het kantoor te worden gedragen. De cliënt heeft als gevolg van het handelen c.q. nalaten van de advocaat schade geleden en verzoekt de commissie ter oplossing van het geschil te bepalen dat de declaraties in totaal met een bedrag van € 4.319,54 – bestaande uit een bedrag van € 2.027,15 wegens niet geleverde diensten en een bedrag van € 2.292,28 wegens onterecht in rekening gebrachte diensten – worden gecrediteerd dan wel een schadevergoeding ten laste van de advocaat vast te stellen ter grootte van voornoemd bedrag. Standpunt van de advocaat Het standpunt van de advocaat luidt in hoofdzaak als volgt. Het kantoor heeft op verzoek van de cliënt de behartiging van zijn belangen overgenomen van de rechtsbijstandverzekeraar. Een second opnion kon niet meer door het kantoor worden uitgevoerd omdat de cliënt reeds contact had gehad met het kantoor. Verder is aangegeven dat afhankelijk van de polisvoorwaarden bezien zou worden of de advocaatkosten bij de rechtsbijstandverzekering konden worden verhaald. Dit bleek na bestudering van de voorwaarden niet mogelijk. Tijd wordt geschreven in blokken van 6 minuten. Een telefoongesprek omvat meer dan de netto-duur van het gesprek. De advocaat betwist dat er sprake is van een gemiddelde afwijking van 3 minuten en het door de cliënt geschatte bedrag. In de brieven van 4 april en 18 mei 2005 waarmee de opdracht aan de cliënt bevestigd is, heeft [naam collega advocaat] met verwijzing naar de algemene voorwaarden aangegeven wat de door het kantoor gehanteerde declaratiemethode is, te weten bestede tijd maal uurtarief te vermeerderen met kosten en BTW, en dat alle uurtarieven, afhankelijk van kennis en ervaring, periodiek kunnen worden aangepast. Door diverse omstandigheden buiten de invloedssfeer van de behandelende advocaten, heeft de voortzetting van acties in dit dossier enkele keren lang op zich laten wachten. In elk gedeclareerd telefoongesprek is telkens ook inhoudelijk advies gegeven dan wel inhoudelijk gereageerd op het standpunt van de wederpartij. Deze telefoongesprekken zijn derhalve terecht in rekening gebracht. Het eerste gesprek naar aanleiding van klachten van de cliënt ging over de inhoudelijke kant van de verschillende kwesties. De kosten hiervan zijn coulancehalve niet in rekening gebracht. Het daarop volgende gesprek met een van de naamgevers van het kantoor betrof evenmin een klachtgesprek maar wederom een inhoudelijke bespreking over de gehele kwesties. Alleen de daadwerkelijke tijd is in rekening gebracht. De stukken waarop de cliënt doelt zijn op 15 maart 2006 aan de Raad van State verstuurd. Het doel waarvoor de cliënt het kantoor heeft ingeschakeld, te weten het doen beëindigen van het illegaal bovengronds schieten op het schietcentrum, is bereikt. De declaraties zijn correct en voldoende gespecificeerd. Het kantoor heeft de declaraties vele malen uit coulance gematigd. De advocaat verzoekt de commissie de klachten van de cliënt ongegrond te verklaren en te bepalen dat de cliënt de openstaande declaraties dient te voldoen. Beoordeling van het geschil Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende. Uit de opdrachtbevestiging van 18 mei 2005 blijkt ondubbelzinnig dat met de cliënt is afgesproken dat het advocatenkantoor de werkzaamheden van de rechtsbijstandverzekering zal overnemen. In voornoemde brief wordt voorts herhaald wat [naam collega advocaat] de cliënt reeds bij brief van 4 april 2005 heeft gemeld, te weten dat de rechtsbijstandverzekeraar niet bereid is de advocaatkosten te vergoeden. De commissie stelt dan ook vast dat de cliënt op het moment van het geven van de opdracht bekend was met het feit dat hij zelf de kosten van de rechtsbijstand door het kantoor zou moeten vergoeden. Uit de bereidheid van [naam collega advocaat] om de polisvoorwaarden van de rechtsbijstandverzekering na te zien of er echt geen mogelijkheid is om de kosten via de rechtsbijstandverzekering vergoed te krijgen, zoals verwoord in haar brief van 4 april 2005, kan in geen geval worden afgeleid dat de cliënt ervan mocht uitgaan dat de kosten verhaald zouden (kunnen) worden. De door de advocaat gehanteerde declaratiemethode waarbij gerekend wordt met tijdseenheden van 6 minuten komt de commissie niet onredelijk voor. Deze manier om de bestede tijd te registreren komt overeen met hetgeen binnen de advocatuur gebruikelijk is en de uitleg van de advocaat dat het gebruik van deze tijdseenheid ook voor korte handelingen gerechtvaardigd is gezien de directe en indirecte tijd die de advocaat met het verrichten van een handeling kwijt is, acht de commissie redelijk en billijk. De commissie gaat wat dit betreft uit van de specificaties van de advocaat c.q. het kantoor en heeft geen reden om aan te nemen dat bij het schrijven van de tijd in het algemeen gemiddeld 3 minuten is afgeweken van de werkelijke bestede tijd. Deze stelling van de cliënt wijst de commissie dan ook als onvoldoende onderbouwd af. Evenmin kan de commissie de stelling van de cliënt onderschrijven dat de advocaat dan wel [naam collega advocaat] ten onrechte tijd heeft/hebben geschreven voor het contact dat de cliënt met hen heeft opgenomen om te informeren naar de stand van zaken, althans naar de voortgang van afgesproken acties. De commissie acht het in het algemeen niet onredelijk om daarvoor kosten in rekening te brengen en meer in het bijzonder volgt dit ook uit de in de opdrachtbevestiging uiteengezette declaratiemethode. De advocaat heeft in verband met deze klacht voorts onbetwist gesteld dat de oorzaak van voorkomende vertragingen bij het uitvoeren van afgesproken acties was gelegen bij de wederpartij en/of andere partijen. Ook het enkele feit dat de cliënt – zoals deze ter zitting heeft aangevoerd – zijn standpunt uitgebreid op schrift heeft gesteld en de advocaat hiervan ten behoeve van het opstellen van processtukken gebruik heeft gemaakt, betekent niet zondermeer dat de advocaat hiervoor geen kosten, zoals bijvoorbeeld voor het inlezen en/of studie van relevante jurisprudentie, in rekening mag brengen. De commissie is van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat de advocaat in die zin onredelijk heeft gehandeld. Voor wat betreft het in rekening brengen van de kosten voor het gesprek met [naam collega twee advocaat] overweegt de commissie als volgt. Ter zitting is gebleken dat het resultaat van dit gesprek was dat [naam collega advocaat] van de zaak werd gehaald, zodat dit gesprek onmiskenbaar een klachtelement in zich heeft gehad. Om die reden acht de commissie het aannemelijk dat een belangrijk doel van dit gesprek het bespreken van klachten van de cliënt is geweest. Wellicht zijn ook (nieuwe) inhoudelijke zaken aan de orde geweest, maar aangezien dit niet verder is gespecificeerd laat de commissie dat buiten beschouwing. Volgens vaste jurisprudentie van de commissie kunnen kosten verband houdende met behandeling van klachten van de cliënt niet worden doorberekend aan de cliënt nu deze met de zaak zelf niet van doen hebben. Hierin ziet de commissie aanleiding het voor dit gesprek in de declaraties opgenomen bedrag van € 579,98 inclusief kantoorkosten en BTW, waarvan de cliënt onweersproken heeft gesteld dit ziet op de klachtbehandeling door [naam collega twee advocaat] , naar redelijkheid en billijkheid te verminderen tot nihil. Voor wat betreft de toezeggingen die [naam collega twee advocaat] tijdens dit gesprek zou hebben gedaan en het al dan niet nakomen daarvan, is onvoldoende komen vast te staan wat de cliënt daarmee bedoeld te zeggen. De beoordeling van deze klacht kan verder in het midden worden gelaten, nu gesteld noch gebleken is dat de cliënt juist ten gevolge daarvan schade heeft geleden. De klacht dat [naam collega advocaat] geen nadere stukken heeft ingediend bij de Raad van State, althans dat zij deze stukken te laat zou hebben ingediend, heeft de advocaat uitgebreid gemotiveerd betwist in zijn brief van 24 april 2006 aan de cliënt. De cliënt weerspreekt dit met verwijzing naar de uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 april 2006. De commissie is van oordeel dat deze uitspraak alleen te weinig houvast biedt om te bepalen dat geen stukken zijn ingediend. Ook uit de uitspraak van de Raad van State 7 juli 2005 sec kan niet worden afgeleid dat geen stukken zijn ingediend. Het geheel overziend is de commissie van oordeel dat de advocaat in overwegende mate heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht. De vordering tot creditering van de nota’s wegens niet geleverde diensten met een bedrag van € 2.027,15 wijst de commissie dan ook af. Dit geldt eveneens voor de vordering tot creditering van de nota’s met een bedrag van € 2.292,28 met uitzondering van het bedrag van € 579,98. Voor wat betreft de verhoging van het uurtarief van de advocaat van € 173,– per uur naar € 195,– per uur staat vast dat het uurtarief van de advocaat in anderhalf jaar tijd is gestegen van € 160,– naar € 195,–. De commissie is van oordeel dat de laatste stijging van € 173,– in februari 2006 naar € 195,– in november 2006 niet met een beroep op de algemene voorwaarden kan worden gerechtvaardigd. Uit de van toepassing zijnde bepaling van de algemene voorwaarden valt naar het oordeel van de commissie niet af te leiden dat deze betrekking heeft op tussentijdse verhogingen van bijna 13%. Naar het oordeel van de commissie mag van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat worden verwacht dat hij dergelijke aanzienlijke verhogingen vooraf laat gaan door een schriftelijke mededeling. Nu dit niet gebeurd is, bepaalt de commissie dat de declaraties, waarin voor de rechtsbijstand van de advocaat een uurtarief van € 195,– is berekend, met uitzondering van eventuele reguliere verhogingen dienen te worden teruggebracht naar een uurtarief van € 173,–. Ter zitting heeft de advocaat gesteld dat de hoogte van de openstaande declaraties meer bedraagt dan het bedrag dat de cliënt bij de commissie in depot heeft gestort, hetgeen de cliënt niet heeft weersproken. Hoewel de advocaat lopende de procedure en ook ter zitting in de gelegenheid is gesteld om de hoogte van de totale omvang van de openstaande declaraties kenbaar te maken, heeft de advocaat niet aangegeven welk bedrag dit betreft. De commissie betreurt dit en is van oordeel deze vordering van de advocaat als (thans) te onbepaald af te moeten wijzen er daarbij van uitgaande dat de advocaat, als de in deze in gebreke gebleven partij, alle (overige) nog openstaande declaraties, voor zover nodig, met inachtneming van deze uitspraak zal aanpassen en partijen in goed overleg tot voldoening van het thans nog openstaande kunnen komen. Tot slot stelt de commissie, gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, vast dat de advocaat op goede gronden tot de conclusie is kunnen komen dat het vertrouwen noodzakelijk voor continuering van zijn werkzaamheden ontbrak en dat hij op zorgvuldige wijze de opdracht heeft beëindigd. De kosten die voortvloeien uit het in de arm nemen van een nieuwe advocaat dienen dan ook voor rekening van de cliënt te blijven. Ten overvloede overweegt de commissie nog dat zij de cliënt ter zitting erop heeft gewezen dat de door de cliënt verlangde voortzetting van de dienstverlening mede gelet op het vorenstaande niet kan worden behandeld. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie wijst de door de cliënt verlangde creditering van de nota’s met een bedrag van € 2.292,28 toe tot een bedrag van € 579,98. De commissie bepaalt dat de declaraties, waarin voor de rechtsbijstand van de advocaat een uurtarief van € 195,– is berekend, met uitzondering van eventuele reguliere verhogingen dienen te worden teruggebracht naar een uurtarief van € 173,– en wijst het meer of anders door de cliënt verlangde af. De commissie wijst de vordering van de advocaat tot betaling van de thans nog openstaande declaraties af, als (thans) te onbepaald. Overeenkomstig het reglement van de commissie wordt het klachtengeld over partijen verdeeld zodat de advocaat aan de cliënt, die deze kosten heeft voldaan, voorts een bedrag van € 35,– dient te vergoeden. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag van € 57,50 (zijnde de helft van het vastgestelde bedrag aan behandelingskosten) verschuldigd. Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend: Aan de cliënt wordt een bedrag van € 614,98 (zijnde € 579,98 plus € 35,–) gerestitueerd. Aan de advocaat wordt een bedrag van € 7.541,98 (zijnde € 8.214,46 minus € 614,98 minus € 57,50) overgemaakt. Het restant van € 57,50 verblijft aan de commissie. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur op 15 februari 2007.