Commissie: Energie
Categorie: Kosten / Depot
Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
99511
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft ten onrechte in rekening gebrachte incasso-/aanmaankosten aldus de consument.
De consument heeft de klacht op 1 september 2015 aan de ondernemer voorgelegd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Ik zou een bedrag terugkrijgen van de jaarafrekening en dit zou volgens een medewerker aan de telefoon geheel gecompenseerd worden met het voorschotbedrag van april 2015. Ik belde omdat ik in maart 2015 geen acceptgiro kreeg. De volgende acceptgiro kreeg ik pas weer in april 2015. Ik heb toen elke maand de einddatum van de acceptgiro aangehouden. In augustus was de einddatum 23 augustus, maar omdat dit op een zondag viel heb ik het op maandag 24 augustus betaald. Toen is mijn dossier doorgestuurd naar een deurwaarder zonder dat ik hier ooit een aanmaning voor heb ontvangen. Na telefonisch contact werd mij duidelijk dat ik sinds maart elke maand te laat heb betaald en daarvoor € 40,– per maand incassokosten heb moeten betalen. Ik heb daar echter nooit een bericht van ontvangen en daarom dacht ik elke maand mijn rekening op tijd te hebben betaald. Ik vind het geheel onterecht en heb inmiddels honderden euro’s aan incassokosten betaald.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ik vind dat de ondernemer meer aandacht had moeten geven aan deze kwestie. Aan de telefoon krijg ik steeds een ander verhaal te horen. Ik heb het voorschotbedrag ook in maart 2015 aan de ondernemer betaald. De ondernemer had mij een aparte acceptgiro moeten toesturen voor de gevorderde incassokosten.
De consument verlangt terugbetaling van de door haar betaalde incassokosten.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Per 9 februari 2015 is er door de ondernemer een jaarnota opgemaakt voor de consument over de periode 11 januari 2014 tot 22 januari 2015. In de nota is het termijnbedrag voor februari 2015 meegenomen waardoor er op dat moment nog een totaal te ontvangen bedrag van € 51,60 resteerde en dat op 11 februari 2015 aan de consument is uitbetaald. Per 9 maart 2015 is het termijnbedrag voor maart 2015 aan de consument gefactureerd. De consument is er ten onrechte vanuit gegaan dat dit termijnbedrag voor maart 2015 in de jaarnota was meegenomen en hierdoor heeft zij het termijnbedrag niet betaald. Dat blijkt ook uit het betalingsoverzicht dat door de ondernemer is overgelegd. Per 9 april 2015 wordt het termijnbedrag van april 2015 aan de consument gefactureerd. Het achterstallige saldo bedroeg op dat moment € 356,–. De eerste betaling die de ondernemer na de jaarnota ontvangt is van 10 april 2015. Daardoor is de consument steeds één maand achter met de betalingen van de voorschotnota’s. De ondernemer heeft over de maanden april t/m oktober 2015 telkenmale herinnerings- en aanmaningsmails aan de consument verzonden. Ook die worden door de ondernemer overgelegd. De ondernemer heeft uiteindelijk een totaalbedrag van € 80,– aan aanmaankosten aan de consument gefactureerd. Die bedragen zijn terug te vinden in de aanmaningsmails van 23 augustus 2015 en van 16 september 2015. Omdat de ondernemer geen betaling verkreeg, ondanks de hiervoor vermelde betalingsherinneringen, heeft de ondernemer zich genoodzaakt gezien om de vordering per 26 oktober 2015 uit handen te geven aan een incassobedrijf. Dat incassobedrijf heeft op zijn beurt € 79,95 aan incassokosten gefactureerd. In totaal is derhalve een bedrag van € 159,95 aan aanmaningskosten gefactureerd aan de consument. De ondernemer is van mening dat alle door hem gemaakte kosten terecht zijn gefactureerd aan de consument. De ondernemer heeft eerder slechts op basis van coulanceoverwegingen het schikkingsvoorstel aan de consument gedaan om de aanmaan-/incassokosten te laten vervallen. Nu de consument echter meer betaling van de ondernemer verlangt en het schikkingsvoorstel heeft afgewezen is dat schikkingsvoorstel ook komen te vervallen. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat zijn vordering terecht is en dat de herinnerings- en aanmaankosten die zijn gefactureerd eveneens terecht zijn gefactureerd.
Ter zitting is namens de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De voorschotnota over maart 2015 is door de consument pas op 10 april 2015 betaald. Vervolgens is zij steeds één maand achtergebleven met de betalingen. De ondernemer heeft vele herinneringsmails aan de consument verstuurd. Anders dan de consument stelt, heeft zij in maart 2015 het voorschotbedrag niet betaald. De ondernemer verwijst in dat kader naar het door hem overgelegde betalingsoverzicht.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Door de ondernemer is een gespecificeerd betalingsoverzicht overgelegd waarin de door de ondernemer verstuurde facturen, alsmede de betalingen van de consument zijn verwerkt. Het had op de weg van de consument gelegen om concreet en onderbouwd met betalingsbewijzen aan te geven op welke onderdelen dat overzicht niet zou kloppen. Dat heeft de consument evenwel nagelaten zodat de commissie van de juistheid van het betalingsoverzicht uitgaat. Het bewijs dat de consument het voorschotbedrag over de maand maart 2015 wel zou hebben betaald is ook niet door de consument geleverd. De door haar overgelegde bankafschriften waaruit maandelijkse betalingen blijken dateren vanaf de maand april 2015. Verder behoefde de ondernemer de door de consument verrichte betalingen niet per se af te boeken op de daarop betrekking hebbende facturen. Immers, de wettelijke hoofdregel voor geldschulden (de zogenaamde imputatieregel van artikel 6:44 BW) bepaalt dat betalingen achtereenvolgens strekken in mindering op kosten, eventueel opeisbare rente, de hoofdsom en eventueel nog lopende rente. Dat betekent dat als er door de ondernemer terecht kosten zijn gemaakt (zoals voor herinneringen c.q. aanmaningen) betalingen allereerst daarop in mindering kunnen strekken en vervolgens pas op de hoofdsom/factuur. Duidelijk is geworden, dat de consument vanaf maart 2015 telkenmale één maand te laat was met haar betalingen zodat op basis daarvan de ondernemer vele herinneringen c.q. aanmaningen aan de consument heeft verstuurd in de daaropvolgende maanden waarin de consument telkenmale één maand achterliep met de betalingen. Op basis van de toepasselijke wetgeving (artikel 6:91 e.v. BW), de toepasselijke algemene voorwaarden (artikel 12), alsmede het toepasselijke tarievenblad is de ondernemer ook gerechtigd herinnerings-/aanmaningskosten c.q. incassokosten in rekening te brengen, hetgeen ook is gebeurd. Dat de ondernemer die kosten ten onrechte en op onjuiste gronden heeft geclaimd is door de consument in het geheel niet aangetoond. Aldus wordt de klacht van de consument ongegrond bevonden zodat haar ook geen recht toekomt om door haar betaalde incassokosten van de ondernemer terug te vorderen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 22 februari 2016.