
Commissie: Voertuigen
Categorie: Annulering
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
VOE 09-0518-1
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 11 mei 2009 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een nieuwe [merk en type], tegen een door de consument te betalen prijs van € 25.050,–(inclusief bijkomende kosten). De overeenkomst is niet uitgevoerd. De consument heeft op 13 mei 2009 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Op 11 mei 2009 heeft de consument met de ondernemer een koopovereenkomst gesloten voor de levering van een nieuwe auto. Als leveringsdatum staat 25 mei 2009 vermeld. Hierbij heeft de consument zijn oude auto ingeruild. Enige dagen later, te weten op 13 mei 2009, bericht de ondernemer dat de auto niet leverbaar is aangezien deze niet uit voorraad leverbaar is. De consument heeft daarop aan de ondernemer laten weten vast te houden aan de koopovereenkomst aangezien deze geen voorbehoud bevat voor wat betreft de leverbaarheid van de auto en heeft de ondernemer in gebreke gesteld om tot nakoming over te gaan. De consument betwist dat door de ondernemer mondeling het voorbehoud is gemaakt dat deze beschikbaar moest zijn. De ondernemer heeft voorafgaand aan het tekenen van het contract te kennen gegeven dat de auto beschikbaar was. Van overmacht is geen sprake aangezien de auto wel degelijk kan worden geleverd, alleen niet uit de eigen voorraad of die van een andere dealer. Van een door de ondernemer gewenste ontbinding van de koopovereenkomst kan dan om die reden dan ook geen sprake zijn. De consument heeft een schriftelijke omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 BW afgelegd en vordert geen nakoming meer maar schadevergoeding. Dit is gelegen in de omstandigheid dat de consument is ingegaan op een soortgelijke aanbieding als die van de ondernemer, maar voor de aankoop van de auto een hogere prijs moet betalen. De huidige aanbieding houdt in dat een soortgelijke auto als door de consument bij de ondernemer is besteld, nu kan worden gekeverd voor een bedrag van € 28.350,–. Derhalve een bedrag dat € 3.300,– hoger is. De consument verlangt dat de ondernemer hem het verschil als schade vergoedt. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De consument is indertijd afgegaan op een internetadvertentie. In die advertentie stond geen voorbehoud vermeld. De consument was ervan op de hoogte dat de auto uit de voorraad van een andere dealer moest komen. Hij was erbij toen de ondernemer telefonisch overleg had met een collega. Daarna werd het contract getekend. Inmiddels heeft de consument een vergelijkbare nieuwe auto gekocht voor een bedrag van € 27.900,–. Deze auto is geleverd op 2 oktober 2009. De inruilprijs van de huidige auto was hoger dan bij de ondernemer te weten € 2.460,– tegenover € 800,–. Dit verschil is te verklaren uit het feit dat de auto voorzien was van meer accessoires, zoals een roofrack, winterbanden en een fietsenrek. Dat was bij de inruil bij de ondernemer niet het geval. Met de in te ruilen auto is nog ongeveer 7.000 kilometer gereden. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Op 11 mei 2009 heeft de consument van de ondernemer een nieuwe auto gekocht. De koopprijs bedroeg € 25.002,75 inclusief BTW en BPM. De ondernemer heeft bij deze gelegenheid van de consument een auto, met een kilometerstand van 298.000 kilometer, gekocht voor een bedrag van € 800,–. De ondernemer had de betreffende auto niet op voorraad en heeft aan de consument laten weten dat de auto uit de voorraad van een andere dealer moest worden gezocht. De ondernemer was aldus afhankelijk van collega-bedrijven. De consument was er derhalve van op de hoogte dat de ondernemer wellicht niet zou kunnen leveren. Op 13 mei 2009 heeft de ondernemer aan de consument laten weten de auto niet te kunnen leveren. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat hij als gevolg van overmacht niet in staat is te leveren en heeft op die grond de overeenkomst ontbonden. Bij brief van 21 oktober 2009 laat de consument aan de ondernemer dat hij bij een andere dealer een vergelijkbare auto heeft gekocht voor een bedrag van € 27.960,– en verzoekt de ondernemer een bedrag van € 2.910,– aan hem te voldoen, zijnde het verschil tussen de beide koopprijzen. De consument heeft bewust het risico genomen dat de auto niet kon worden geleverd. Gelet op de overmacht van de ondernemer bestaat er geen recht op schadevergoeding van de ondernemer. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Het is juist dat op de schriftelijke koopovereenkomst geen voorbehoud staat vermeld. Dat is wel mondeling gemaakt. Het is opmerkelijk dat de in te ruilen auto van de consument bij de tweede overeenkomst veel meer waard is. In geval van de overeenkomst tussen partijen was sprake van een minimumprijs waarbij het niet mogelijk was een hogere inruilprijs te bieden. Het was nodig dat de consument zijn handtekening onder het contract zette om elders een auto te kunnen bestellen. De ondernemer heeft wel de verwachting uitgesproken dat de auto leverbaar was. Het was echter duidelijk dat de auto op het moment van tekenen nog niet beschikbaar was. De ondernemer moest op dat moment nog met een collega bellen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties, voor zover van belang het volgende vast. Tussen partijen is een schriftelijke overeenkomst gesloten met betrekking tot de levering van een nieuwe auto door de ondernemer aan de consument. Deze overeenkomst bevatte geen schriftelijk voorbehoud aangaande de beschikbaarheid van de te leveren auto. Kort na het sluiten van de overeenkomst bleek dat de betreffende auto niet leverbaar was. De consument heeft aanvankelijk nakoming gevorderd, nadien is deze vordering omgezet in een vordering tot schadevergoeding. De ondernemer heeft een beroep gedaan op overmacht en heeft op die grond de koop ontbonden. De consument heeft nadien een als een “dekkingskoop” in de zin van artikel 7: 37 BW gesloten. Voor wat betreft het beroep op overmacht van de ondernemer overweegt de commissie dat daarvoor naar haar oordeel geen grond bestaat. De schriftelijke overeenkomst bevatte geen voorbehoud voor wat betreft de beschikbaarheid van de gekochte auto en ook uit hetgeen de ondernemer in de stukken en ter zitting over deze kwestie heeft aangevoerd kan naar het oordeel van de commissie niet volgen dat de ondernemer op andere wijze een voorbehoud heeft gemaakt en aldus rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt niet te kunnen leveren. Daarbij komt dat de ondernemer geen behoorlijk verklaring heeft kunnen geven waarom door haar geen schriftelijk voorbehoud is gemaakt. Gelet hierop mocht de consument erop vertrouwen dat de ondernemer zich onvoorwaardelijk jegens hem had verbonden de gekochte auto aan hem te leveren. Uitgaande van de door de consument gesloten dekkingskoop zou de consument aanspraak kunnen maken op vergoeding van het verschil in koopprijs. De beide koopovereenkomsten zijn echter in zoverre niet vergelijkbaar dat de consument in het geval van de koopovereenkomst een inruilprijs van € 800,– en in het geval van de dekkingskoop een bedrag van € 2.460,– voor zijn in te ruilen auto heeft bedongen. De consument heeft ter verklaring van dit verschil aangevoerd dat dit is gelegen in de verschillende accessoires die bij de dekkingskoop zijn mee verkocht, maar die stelling, die overigens ook niet uit de dekkingskoop valt af te leiden, overtuigt de commissie niet. Bovendien staat vast dat de consument tenminste nog 7.000 kilometer met zijn oude auto heeft gereden en per saldo een auto heeft gekocht met een latere datum van eerste toelating, welke bepalend is voor de leeftijd van een auto. Gelet hierop ziet de commissie aanleiding om de door de ondernemer aan de consument te betalen schadevergoeding te beperken tot het verschil van de per saldo door de consument te betalen bedragen. De koopovereenkomst hield een te betalen bedrag in van € 25.050,– in; in het kader van de dekkingskoop heeft de consument een bedrag van € 25.500,– betaald. Derhalve bedraagt de door de ondernemer aan de consument te betalen vergoeding een bedrag van € 450,–. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 450,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie na matiging een bedrag van € 62,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil na matiging een bedrag verschuldigd van € 165,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen op 14 april 2010.