Commissie: Recreatie
Categorie: Bemiddelingsvergoeding / Kosten
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies na tussenadvies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
211985/219236
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft de verkoopkosten (bemiddelingsvergoeding), van het chalet met behoud van de plaats, die de ondernemer bij de consument in rekening heeft gebracht. De commissie heeft eerder een tussenbeslissing genomen. De ondernemer heeft het gevraagde overzicht niet overgelegd, zodat de commissie nu einduitspraak zal doen.
De uitspraak
De verdere behandeling van het geschil
Bij tussenadvies van de commissie, dat op 12 oktober 2023 aan partijen is verzonden, is de ondernemer in de gelegenheid gesteld om binnen 4 weken na de verzending van het tussenadvies een zoveel mogelijk onderbouwd overzicht te geven van de concrete werkzaamheden, uren en kosten die hij heeft gemaakt in verband met de verkoop van het chalet van de consument. Daarna mocht de consument nog reageren.
Bij e-mail van dezelfde dag (12 oktober 2023) met bijlagen heeft de ondernemer als volgt gereageerd:
“Beste Commissie, Ik wil graag eerst reageren op de mail van 7 augustus van de fam. [van de consument]. Hierin staat dat zij bezwaar hadden tegen de provisie. Dit bestrijdt ik ten zeerste, dat zij bezwaar hadden. In de mail van 17 november, antwoord ik hierop en vervolgens krijg ik een mail van de familie [van de consument], met de tekst: Het is zo ook prima!. Na deze mail van de familie was ik er van uit gegaan, dat ze het toch wouden en geen bezwaar meer hadden. Er staat letterlijk : het is zo ook prima. Daarna nooit ook meer iets gehoord en er is ook een gesprek geweest met de familie en ze waren helemaal positief gestemd.”
De consument heeft bij brief van 24 oktober 2023 op de stukken van de ondernemer gereageerd. Kort samengevat blijft de consument bij zijn eerder ingenomen standpunt dat akkoord gaan met de provisie de enige mogelijkheid voor hem was om het chalet met behoud van de plaats te verkopen en dat hij de 5% provisie met tegenzin heeft geaccepteerd omdat hij die ook nog te hoog vond.
De verdere beoordeling van het geschil
1. De commissie merkt allereerst op dat zij bij de inhoud blijft van haar tussenadvies. In dat tussenadvies is – samengevat – geoordeeld dat uit de e-mail van 14 november 2022 van de consument aan de ondernemer voldoende blijkt dat de consument met tegenzin (protest) akkoord is gegaan met de 5% + BTW in de verkoopopdracht. In zo’n geval, waarbij geen sprake is van een onvoorwaardelijk akkoord van een consument en vervolgens over de hoogte van de provisie een geschil ontstaat, vindt door de commissie nog een toetsing plaats aan de hand van artikel 9 lid 5, tweede zin van de Recron-voorwaarden, zo heeft de commissie in het tussenadvies overwogen. Om die toetsing te kunnen doen, is de ondernemer in de gelegenheid gesteld de commissie een zoveel mogelijk onderbouwd overzicht te geven van de concrete werkzaamheden, uren en kosten die hij heeft gemaakt in verband met de verkoop van het chalet van de consument.
2. De commissie stelt vast dat de ondernemer dit niet heeft gedaan. In plaats daarvan heeft de ondernemer in zijn reactie van 12 oktober 2023 aangevoerd, althans zo begrijpt de commissie, dat de consument wel onvoorwaardelijk akkoord is gegaan met de 5% + BTW in de verkoopopdracht. De ondernemer leidt dat kennelijk af uit de woorden “zo is ook prima” in een e-mail van de consument van 17 november 2022. Maar deze e-mail van 17 november 2022, die hieronder is weergegeven, kan niet los worden gezien van de eerdere e-mail van 14 november. Uit de woorden “zo is ook prima” kan niet worden afgeleid dat de consument daarmee zijn e-mail van 14 november heeft herroepen, in die zin dat hij met de e-mail van 17 november 2022 alsnog onvoorwaardelijk akkoord is gegaan met de 5% provisie. Integendeel, die woorden moeten naar het oordeel van de commissie veeleer gelezen worden als een bevestiging van het standpunt van de consument in zijn e-mail van 14 november. In die e-mail van 14 november 2022 vraagt de consument immers ook nog het volgende: “Ondertussen heeft uw vader ons mondeling medegedeeld dat de verkoop courtage 5% is ipv 10% van ons chalet [nummer]. (Excl BTW) Dit zouden we nog wel graag bevestigd hebben per mail.” Vervolgens blijkt uit de volledige correspondentie dat de consument met de woorden “zo is ook prima” duidelijk bedoeld heeft dat hij een bevestiging van vader niet meer noodzakelijk vindt na de reactie van de zoon van 17 november 2022 om 13.46 uur.
De volledige correspondentie na de e-mail van de consument van 14 november 2022 luidt als volgt:
– e-mail van 17 november 2022, 13.40 uur van de consument aan de ondernemer: “Geachte heer [naam] Heeft u onze email ontvangen welke is verstuurd op ma 14 november ? Graag zouden we hierop reactie”;
– e-mail van 17 november 2022, 13.46 uur van de ondernemer aan de consument: “Goedendag familie [van de consument], Ik heb uw email ontvangen en door gestuurd naar mijn vader. Hij heeft dus nog niet gereageerd, begrijp ik. De 5% is akkoord voor de verkoop en hiervoor willen wij met u een verkoop opdracht opstellen. Dit kan op de receptie, als u op de camping bent. Dan kunnen we gelijk praten over de [naam veld], wat vanaf nu [nieuwe naam veld] gaat heten. Wat betreft de chalets is het dezelfde keus als het op de [naam veld] nu is. Ik weet niet wanneer u langs kunt komen, maar dat hoor ik graag van u.”
– e-mail van 17 november 2022, 13.49 uur van de consument aan de ondernemer: “Geachte heer [naam] Idd, gen reactie van uw vader ontvangen, maar zo is ook prima We zijn as weekend in ons chalet, is het zaterdag een optie voor u dat we afspreken ?”
3. Wanneer de ondernemer het gevraagde overzicht niet zou geven, had de commissie in het tussenadvies al aangekondigd einduitspraak te zullen doen, waarbij zij de redelijke verhouding van de bemiddelingsvergoeding schattenderwijs zelf zou bepalen. Die situatie doet zich nu voor. De commissie stelt de redelijke verhouding in dit geval schattenderwijs naar redelijkheid en billijkheid vast op een provisie van 2,5% van de verkoopprijs. Dit betekent dat de ondernemer recht heeft op een vergoeding van € 4.000,– en € 840,- BTW, in totaal dus € 4.840,–. Waar de ondernemer echter een bedrag van € 9.680,– heeft ingenomen op basis van 5% provisie, heeft de consument dus recht op (terug)betaling van een bedrag van € 4.840,–.
4. Omdat de klacht gegrond is moet de ondernemer tevens het klachtengeld aan de consument vergoeden en is hij behandelingskosten aan de commissie verschuldigd.
5. Dit leidt de commissie tot de volgende beslissing.
Beslissing
De ondernemer dient aan de consument binnen 30 kalenderdagen na de verzending van deze beslissing een bedrag (terug) te betalen van € 4.840,-.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden in verband met het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. J.L. Sierkstra, voorzitter, mr. M. de Rooij-Slager en mevrouw J.M.A. van Haren, leden, op 17 november 2023.