Commissie: Kinderopvang
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
59847/74591
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De dochters van de consument maken gebruik van de opvang van de ondernemer. De consument heeft al jaren een contract voor 48 weken opvang (waarvan 40 weken vast en 8 weken flexibel) en dit contract heeft de aanbieder omgezet naar een contract voor 52 weken opvang. De consument is het hier niet mee eens, omdat zij meer kosten moet maken voor opvang die zij niet gebruikt. Volgens de ondernemer betekent het omzetten van de 48-weken-contracten naar 52-weken-contracten een grote administratieve en financiële besparing voor de ondernemer en maar weinig nadeel voor de ouders. De commissie oordeelt dat de klacht gegrond is, omdat de ondernemer het contract alleen eenzijdig mag wijzigen als dit te maken heeft met wijziging van wet- en regelgeving of bedrijfseconomische omstandigheden die de continuïteit van de locatie in gevaar brengen. Volgens de commissie is er geen sprake van de hiervoor genoemde situaties en daarom mag het contract niet eenzijdig worden gewijzigd.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De klacht betreft het eenzijdig wijzigen van de overeenkomst door de ondernemer.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument maakt, ten behoeve van haar twee kinderen, al meerdere jaren gebruik van de opvang van de (voorganger van de) ondernemer. Zij is het er niet mee eens dat de ondernemer de overeenkomst recentelijk eenzijdig heeft gewijzigd. De consument had voorheen een contract voor 48 weken opvang (waarvan 40 weken vast en 8 weken flexibel) en dit contract heeft de aanbieder omgezet naar een contract voor 52 weken opvang. Door deze wijziging zal zij meer kosten moeten maken, terwijl zij die extra weken opvang niet zal gaan gebruiken. Het betreft een verkapte prijsverhoging. Zij vindt het ook onterecht dat de ondernemer aangeeft dat de financiële gevolgen zullen meevallen wegens het kunnen krijgen van hogere toeslag van de Belastingdienst. Op deze manier worden er namelijk toeslagen uitbetaald voor opvanguren waar de consument geen gebruik van wil/zal maken en dat vindt ze niet eerlijk tegenover de belastingbetaler. Zij wenst dat hun oude overeenkomst wordt voortgezet.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer stelt zich primair op het standpunt dat de consument om twee redenen niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht. Ten eerste heeft de consument de interne klachtprocedure niet doorlopen waardoor haar klacht niet ontvankelijk dient te worden verklaard op grond van artikel 6, eerste lid, onder a van het Reglement Geschillencommissie Kinderopvang. Als de consument de interne klachtenprocedure had doorlopen, hadden partijen om tafel kunnen gaan en had aan de hand van haar inkomensgegevens bekeken kunnen worden in hoeverre de wijziging financieel nadeel voor de consument oplevert. Ten tweede dient de consument niet ontvankelijk te worden verklaard omdat haar klacht ziet op de wijze waarop het fiscale stelsel werkt, namelijk dat een hogere compensatie wordt betaald indien de afgenomen diensten groter zijn. Dat is geen onderwerp waar de Geschillencommissie iets over kan vinden.
De ondernemer stelt zich secundair op het standpunt dat de klacht van de consument ongegrond dient te worden verklaard. De ondernemer heeft de overeenkomst met de consument in redelijkheid eenzijdig kunnen wijzigen. De ondernemer heeft ervoor gekozen om geen contracten, bestaande uit 48 weken opvang, meer aan te bieden. Het omzetten van de 48-weken-contracten naar 52-weken-contracten betekent namelijk een aanzienlijke administratieve en financiële besparing voor de aanbieder, terwijl het niet tot nauwelijks financieel nadeel oplevert voor de ouders/verzorgers. De Overkoepelende Ouderraad heeft ook geen bezwaar gemaakt tegen de voornoemde wijziging. De ondernemer geeft ter zitting nog aan dat de financiële gevolgen per geval moeten worden berekend en dat dit voor de consument nog niet is gebeurd.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Ontvankelijkheid
De commissie dient primair te beoordelen of de consument in haar klacht kan worden ontvangen, nu de ondernemer in haar verweer een beroep op niet-ontvankelijkheid heeft gedaan onder verwijzing naar artikel 6 van het regelement van de commissie. De ondernemer heeft gesteld dat de consument de interne klachtprocedure niet zou hebben doorlopen en dat haar klacht slechts ziet op een onderwerp waar de commissie geen oordeel over kan geven, namelijk de werking van het fiscale stelsel.
Wat betreft het niet doorlopen van de interne klachtprocedure oordeelt de commissie als volgt. Blijkens de stukken in het dossier was er ten tijde van het indienen van de klacht bij de commissie, al wél een interne klacht ingediend bij de ondernemer, maar was daar door de ondernemer nog niet op gereageerd. In de klachtenregeling van de ondernemer staat te lezen dat er naar aanleiding van een klacht een onderzoek zal plaatsvinden, wat vier weken kan duren, waarna er een schriftelijk met reden omkleed oordeel wordt gegeven over de klacht. Nadat die vier weken voorbij waren heeft de consument de klacht ingediend bij de commissie. In de klachtenregeling is te lezen dat na zes weken een klacht bij de commissie kan worden ingediend. Dat betekent dat de consument weliswaar iets te vroeg was met het indienen van haar klacht bij de commissie, maar de ondernemer is hierin niet benadeeld. De interne klachtenprocedure is namelijk alsnog doorlopen.
Uit het dossier blijkt immers dat over de interne klacht een telefonisch gesprek heeft plaatsgevonden tussen de ondernemer en de consument, een paar dagen nadat de consument de klacht bij de commissie had ingediend, Hierna heeft zij van de ondernemer een schriftelijke reactie op haar interne klacht ontvangen. In deze schriftelijke reactie is te lezen: “De Raad van Bestuur heeft, naar aanleiding van uw klacht, aangegeven achter de genomen besluiten te blijven staan. Alle besluiten zijn getoetst en rechtsgeldig. Indien u graag vervolg stappen wilt zetten, is het mogelijk om naar de externe geschillencommissie te gaan.” Hieruit kan de commissie niet anders afleiden dan dat de interne klachtenprocedure wel degelijk is doorlopen en dat de ondernemer de consument naar de commissie verwijst. De ondernemer gaf op de zitting aan dat zij graag met de consument om tafel was gegaan om de financiële gevolgen voor haar in kaart te brengen aan de hand van haar inkomensgegevens maar dat dit vanwege het niet doorlopen van de interne klachtenprocedure niet mogelijk was. Uit voorgaande blijkt dat de ondernemer alle kans heeft gehad om met de consument om tafel te gaan maar dat zij hier zelf niet toe hebben besloten. Omdat de interne klachtenprocedure reeds is doorlopen, is er geen reden om cliënt nu niet ontvankelijk te verklaren en terug te verwijzen naar de ondernemer voor een interne klachtenprocedure.
Het standpunt van de ondernemer, inhoudende dat de klacht slechts ziet op de werking van het fiscale stelsel, wordt door de commissie ook niet gevolgd. Uit de klacht van de consument kan niet worden afgeleid dat haar klacht slechts ziet op de werking van het fiscale stelsel. De consument stelt mogelijk financieel nadeel te gaan leiden van de wijziging, ondanks de hogere toeslag van de belastingdienst waar de ondernemer haar op heeft gewezen. Op de zitting heeft de commissie de ondernemer daarom gevraagd of het mogelijk is dat de consument wél financiële gevolgen van de wijziging gaat ervaren, aangezien de consument uitdrukkelijk stelt dat dit het geval is. De ondernemer heeft aangegeven dat zij dit niet verwacht maar dat dit wel mogelijk is. Er kunnen gevallen zijn waarbij er wel financiële gevolgen zullen zijn. Om dit zeker te kunnen weten heeft de ondernemer de inkomensgegevens van de consument nodig. Voorgaande betekent dat niet op voorhand met zekerheid kan worden gesteld dat de wijziging geen financiële gevolgen voor de consument met zich mee zal brengen. De consument heeft dan ook belang bij een oordeel van de commissie.
De commissie is van oordeel dat de klacht van de consument ontvankelijk is en inhoudelijk kan worden behandeld.
Inhoudelijke beoordeling
De kern van het geschil betreft de vraag of de ondernemer in de onderhavige zaak gerechtigd was de overeenkomst met de consument eenzijdig te wijzigen.
Algemeen rechtsbeginsel en tevens uitgangspunt in het overeenkomstenrecht is dat gemaakte afspraken onverkort nagekomen dienen te worden en dat een contractspartij een overeenkomst niet eenzijdig kan wijzigen. Dit kan anders zijn als de desbetreffende overeenkomst of de daarvan deel uitmakende algemene voorwaarden een bepaling bevat(ten) die een zodanige wijziging toestaat.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat daarop de algemene voorwaarden van de ondernemer van toepassing zijn. Artikel 15, eerste lid, van die voorwaarden kent aan de ondernemer het recht toe de overeenkomst eenzijdig te wijzigen op grond van zwaarwegende redenen. Zwaarwegende redenen zijn volgens dat artikellid in ieder geval wijziging van wet- en regelgeving dan wel bedrijfseconomische omstandigheden die de continuïteit van de locatie waar het kind is geplaatst in gevaar brengen.
De ondernemer heeft aangegeven dat het wijzigen van het aantal opvangweken in de overeenkomst een administratief en financieel voordeel oplevert. Voorheen was er een 48-weken-contract waarvan 8 weken flexibel mochten worden ingezet. Ouders/verzorgers meldden zich voor die flexibele weken echter niet altijd (tijdig) af, wat resulteerde in administratieve en financiële lasten voor de ondernemer.
Naar het oordeel van de commissie zijn de door de ondernemer genoemde omstandigheden geen bedrijfseconomische omstandigheden die de continuïteit van de locatie in gevaar brengen, zoals artikel 15 van de algemene voorwaarden vereist voor een eenzijdige wijziging van de overeenkomst. Dit is op de zitting door de ondernemer reeds erkend. Tevens is door de ondernemer erkend dat er ook geen sprake is van gewijzigde wet- en regelgeving. Op grond hiervan komt de commissie tot de conclusie dat de ondernemer de overeenkomst ten onrechte eenzijdig heeft gewijzigd. De commissie acht de klacht van de consument daarom gegrond. Om die reden zal de commissie tevens bepalen dat de ondernemer, conform artikel 19 van het reglement van de commissie, het klachtengeld aan de consument dient te vergoeden. Aangezien de consument niet akkoord is met de eenzijdige wijziging, zal de ondernemer het bestaande contract (bestaande uit 48 weken, waarvan 8 weken flexibel) niet mogen wijzigen. Het bestaande contract blijft dan ook in stand.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat de ondernemer aan de consument een bedrag van € 25,– dient te vergoeden ter zake van het door haar betaalde klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. drs. E.I.P.M. Weijnen, voorzitter, mevrouw A.J.M. van Hoesel – de Haas, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, secretaris, op 12 juli 2021.