Staking personeel hotel – geen overmacht

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Reizen    Categorie: Aansprakelijkheid    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REI09-0865

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 27 december 2008 via een boekingskantoor met de reisorganisator tot stand gekomen overeenkomst, waarbij de reisorganisator zich verplicht heeft tot het leveren van een verblijf in een hotel voor vier personen op Corfu in Griekenland op basis van half pension, voor de periode van 6 juli 2009 tot en met 20 juli 2009 voor de som van € 2.615,50. Klager heeft op 22 juli 2009 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator.   Standpunt van klager   Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.   Op 9 juli en van 16 juli tot en met 20 juli 2009, zijnde de dag van vertrek, werd er door het hotelpersoneel gestaakt. Hierdoor ontstond een voor ons zeer onprettige sfeer en ander ongerief, waardoor de vakantie voor ons en onze kinderen in zeer negatief opzicht is beïnvloed.   Klager verlangt een vergoeding van € 4.330,80.   Standpunt van de reisorganisator   Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.   De staking door het personeel wordt erkend. Derhalve heeft klager recht op een financiële compensatie. De vordering van klager is echter buiten proporties. Immers, tot 16 juli 2009 heeft klager gekregen, waarvoor is geboekt. Het is daarom redelijk, dat klager voor het ondervonden ongerief een vergoeding wordt toegekend van € 137,50, zijnde 50% van de verblijfkosten over de vier stakingsdagen. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de reisorganisator aangegeven, dat de aangeboden vergoeding mag worden verdubbeld.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Tussen partijen is niet in geding, dat de staking van het personeel in het door klager geboekte hotel geen overmacht oplevert, zodat uitsluitend de door de reisorganisator aangeboden financiële compensatie voorwerp van het geschil is. Klager heeft zich in deze op het standpunt gesteld, dat hij recht kan doen gelden op een schadevergoeding van in totaal € 4.330,80, bestaande uit de totale reissom vermeerderd met alle extra gemaakte eetkosten, opgenomen vakantiedagen en een immateriële vergoeding wegens ondervonden ongerief. De reisorganisator daarentegen is van zijn kant van oordeel, dat nu klager tot en met 16 juli 2009 heeft gekregen, waarvoor is geboekt, klagers vordering niet in verhouding staat tot het geleden ongemak. Dit geldt ook voor de vakantiedagen, aangezien dit werkelijk opgenomen en gebruikte dagen zijn. Ook de vordering inzake de immateriële vergoeding, waarvoor een beroep op een rechterlijke uitspraak wordt gedaan kan bij gebrek aan de uitspraak niet worden beoordeeld. Gelet op het vorenstaande wordt een compensatie van 100% over vier verblijfsdagen alleszins acceptabel geacht. De commissie is, gelet op de overgelegde gedingstukken en het verhandelde ter zitting enerzijds tot het oordeel gekomen, dat de reisorganisator de impact van en de gevolgen van de staking voor klager heeft onderschat. Immers, een vergoeding van 100% van de verblijfskosten over vier stakingsdagen acht de commissie niet in verhouding staan tot het totale ongerief, dat klager ten gevolge van de staking heeft ondervonden. Naar het oordeel van de commissie heeft het door klager ondervonden ongerief zich verder uitgestrekt en meer negatieve invloed gehad op zijn vakantie dan door de reisorganisator, gelet op diens in eerste instantie en ook ter zitting geboden vergoeding, welke zich slechts beperkt tot de verblijfkosten over vier dagen, wordt erkend. Anderzijds onderschrijft de commissie ook het ingenomen standpunt van de reisorganisator, dat de vordering van klager disproportioneel is in verhouding tot het ondervonden ongerief. Daarbij heeft de commissie in aanmerking genomen, dat de staking uitsluitend betrekking heeft op een gedeelte van de vakantieperiode en voorts, dat de vakantiedagen door klager, ook voor zover deze betrekking hebben op de periode, dat werd gestaakt wel degelijk zijn gebruikt. In dit verband geldt ook, dat een vakantiedag niet in zijn totaliteit zonder waarde is, wanneer een vakantieganger geconfronteerd wordt met ongerief als waarvan hier sprake is. Bovendien merkt de commissie nog op, dat het bedrag, dat wordt gevorderd wegens immateriële schade op geen enkele wijze is onderbouwd. Het vorenstaande neemt echter niet weg, dat het door de staking door klager ondervonden ongerief door de reisorganisator in onvoldoende mate is erkend.   Op grond van het voorgaande en alle aan de commissie gebleken feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, is de commissie van oordeel dat de reisorganisator bij het uitvoeren van het overeengekomene zodanig tekort is geschoten en klager daardoor zodanig ongerief heeft ondervonden, dat de reisorganisator klager een hogere vergoeding verschuldigd is dan deze heeft geboden. De commissie stelt deze vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast op het hierna te noemen bedrag. Hetgeen partijen ter verdediging van hun standpunt hebben aangevoerd kan het gegeven oordeel van de commissie niet anders maken.   De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De reisorganisator betaalt aan klager een vergoeding van € 500,– (de aangeboden vergoeding daaronder begrepen). Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 100,– aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 205,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 1 februari 2010.