
Commissie: Energie
Categorie: Tariefbepalingen
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ENE06-1899
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de jaarafrekening van juni 2006.
De consument heeft in mei 2006 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Vanaf 2001 heb ik telkens de meterstanden doorgegeven aan de ondernemer. Tot en met 2005 ging dit goed, al bleek later dat de ondernemer die kaartjes niet heeft gebruikt maar van geschatte standen is uitgegaan. In juli 2005 zijn de standen door een meteropnemer opgenomen en als gevolg daarvan kreeg ik in mei 2006 een jaarafrekening volgens welke ik € 2.483,27 moest bijbetalen. Toen heb ik geprotesteerd, ze zouden de zaak uitzoeken en vervolgens kreeg ik in plaats van de eerdere rekening een gecorrigeerde eindafrekening van € 3.127,19. Enkele weken kreeg ik in plaats van die gecorrigeerde rekening, weer een opnieuw gecorrigeerde afrekening, nu groot € 3.240,78.
Verder kreeg ik in juni en juli 2006 een correctienota van € 2.037,09 die ik zou moeten betalen en een aanvullende nota van € 2.040,88 welk bedrag ik terug zou ontvangen.
Voorts kreeg ik nog een nota van € 0,32.
Het bleek, dat de ondernemer gedurende al die jaren van te lage, geschatte standen is uitgegaan terwijl ik de standen netjes had doorgegeven. Ik vind dat de ondernemer mij een deel van het verbruik moet kwijtschelden.
Door deze gang van zaken krijg ik immers een fors bedrag ineens te betalen en bovendien wordt er afgerekend tegen het hoge tarief van het laagste jaar.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Na uw uitleg begrijp ik beter hoe een en ander in elkaar zit. Maar overigens kan ik dan nog steeds niet controleren of bij de laatste gecorrigeerde rekeningen de correcte tarieven zijn berekend.
Ik ben inmiddels bezig met een betalingsregeling, die bij elkaar ongeveer een jaar loopt.
De consument verlangt gedeeltelijke kwijtschelding van het openstaande bedrag.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Het klopt dat gedurende een aantal jaren er is gewerkt met geschatte standen.
Naar aanleiding van de reactie van de consument op de gecorrigeerde jaarafrekening van € 3.240,78 hebben wij medio 2006 correcties opgemaakt op basis van de in juli 2005 door ons opgenomen standen. Waarom dat niet eerder is gebeurd valt niet te achterhalen. Met gebruikmaking van de graaddagenmethode heeft vervolgens een herberekening plaatsgevonden over enerzijds het verbruiksjaar 2005-2006 en anderzijds de periode voordien, wat erin resulteerde dat over het jaar 2005-2006 € 2.040,88 moest worden terugbetaald en over de periode daarvóór € 2.037,09 moest worden bijbetaald. Wij hebben in de periode vóór 2005 niet het tarief voor 2006 gerekend, maar het telkens in het desbetreffende jaar geldende tarief.
Echter, in verband met het gegeven dat wij gedurende te lange tijd standen hadden geschat hebben wij overeenkomstig de “Vink”-methode een correctie toegepast en terzake een rekening opgesteld, welke sluit op een bedrag van € 408,82 ten gunste van de consument. Overigens is bij die berekening gebleken, dat de beginstand voor het gasverbruik voor het laatste jaar 2005-2006 diende te worden verlaagd, wat resulteerde enerzijds in een korting van 170 m³ in het verbruik over de periode voor 2005 en een bijtelling in het verbruik in het laatste jaar. De korting voor eerstbedoelde periode is verwerkt in het bedrag van € 408,82, voor de bijtelling in het laatste verbruiksjaar hebben wij een afzonderlijke nota groot nog € 95,85 verzonden.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het lijkt er nu op, alsof ineens de kwestie van de in rekening gebrachte tarieven onderwerp van geschil worden. Ik ben het daar niet mee eens; daar ging het geschil niet over. Ik heb mij ook niet op vragen over de tarieven voorbereid en heb die kennis ook niet paraat. Ook uw vraag of het zou kunnen kloppen dat in drie achtereenvolgende jaren het lage tarief is gegaan van 0,0370 naar 0,0565 en daarna weer terug naar 0,0376, althans of het zou kunnen kloppen dat dit tarief in een jaar vrij fors is gestegen om het jaar daarop weer terug te zakken tot het oude niveau, kan ik niet beantwoorden.
Mocht u ondanks mijn bezwaren toch menen dat de kwestie inzake de tarieven onderdeel van het geschil uitmaakt, dan wens ik nader de gelegenheid te krijgen daar iets over te zeggen.
Ik wijs er overigens op dat onze tarieven zijn vastgesteld binnen de door de DTE vastgestelde marges.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De aansluiting tussen de diverse nota’s, correctienota’s en aanvullende nota’s is niet geheel te maken. Bij wijze van voorbeeld kan worden gewezen op de aanvullende nota …452 van 11 juli 2006. Op blad 1, vrijwel onderaan, wordt vermeld dat bij rekening …268 reeds in rekening zou zijn gebracht € 1.053,40. Op de bewuste rekening …268 van 3 juli 2006 zoekt men dit laatste bedrag tevergeefs; kennelijk is het bedrag van € 1.053,40 daar onderdeel van een ander bedrag.
Iets dergelijks doet zich ook voor bij andere rekeningen.
In weerwil van die onduidelijkheid blijkt dat indien met alle rekeningen in onderling verband beziet, tot en met de rekeningen van juli 2006 een correcte berekening van het totale verbruik, alsmede een correcte verdeling daarvan over de diverse jaren, heeft plaatsgevonden.
De aanvankelijke jaarnota van 17 mei 2006 ging wel uit van een correcte – want opgenomen – stand per 11 juli 2005, doch van een wederom aanmerkelijk te laag geschatte stand van 26 april 2006. Immers van standen van 16740 en 14964 voor elektriciteit terwijl de consument in mei 2006 standen van 18432 en 16214 had opgenomen. Ook de gasstand was te laag geschat. Vervolgens is op 15 juni 2006 een afrekening gestuurd, die uitging van de correcte eindstanden.
De afrekeningen van € 2.037,09 en € 2.040,88 dienen in onderling verband met elkaar te worden bezien; met die twee facturen wordt verbruik dat aanvankelijk was geboekt in het laatste verbruiksjaar overgeheveld naar de jaren daarvoor.
Ook al was daarmee een realistischer verdeling van het verbruik verkregen, daarmee was nog niet tegemoet gekomen aan het feit dat de ondernemer, in strijd met de vaste beleidslijn van de commissie, niet minstens een maal per drie jaar zich heeft ingespannen om de meter te doen opnemen. Met de correctienota van 12 september 2006 is daaraan voldoende tegemoet gekomen.
De ondernemer heeft voorts voldoende uitgelegd, in de correctienota van 12 september 2006 een nadere aftrek voor 170 m³ gas heeft plaatsgevonden, doch diezelfde hoeveelheid vervolgens is toegerekend aan het laatste verbruiksjaar.
Netto heeft de ondernemer dus een creditering van omstreeks € 300,– toegestaan.
Daarmee is de ondernemer voldoende aan de consument tegemoet gekomen, mede gelet op de omstandigheid dat daarnaast een betalingsregeling is overeengekomen.
De consument heeft nog de juistheid van de tarieven ter discussie gesteld. Anders dan de vertegenwoordiger van de ondernemer ter zitting stelde, maakt die klacht wel deel uit van het geschil. Immers, de klacht werd juist ook ingeleid met de klacht dat het verbruik tegen het eindtarief van het laatste jaar zou zijn afgerekend. Bij een laagdrempelige, informele procesgang als die waarnaar de commissie streeft, is het volstrekt normaal en gebruikelijk dat ook nog ter zitting de omvang van de klacht kan worden aangepast, mits deze in de lijn ligt van de eerdere klacht. Wel heeft de vertegenwoordiger van de ondernemer gelijk indien hij stelt, dat hij in zo’n geval de gelegenheid dient te krijgen daar nader op te reageren.
De commissie komt daar evenwel niet aan toe. Terecht heeft de vertegenwoordiger van de ondernemer ter zitting opgemerkt dat de tarieven binnen door de DTE toegestane marges dienen te blijven. Voorts blijkt uit de diverse correctienota’s, dat in elk geval het verwijt dat tegen het tarief van het laatste jaar is afgerekend, feitelijke grond mist; er is in tegendeel gedifferentieerd naar de achtereenvolgende verbruiksperioden.
Of daarbij voor die achtereenvolgende perioden de correcte tarieven zijn gehanteerd, onttrekt zich aan de waarneming van de commissie. Niet ten onrechte heeft de vertegenwoordiger van de ondernemer ter zitting erop gewezen, dat er nimmer bezwaren zijn gemaakt tegen de tarieven zoals die op de oorspronkelijke rekeningen zijn vermeld.
Als een consument meent dat de tarieven niet correct zijn, kan hij niet volstaan met dienaangaande vragen op te werpen, doch zal hij minstens gemotiveerd aan moeten geven waarom hij meent dat de tarieven niet juist zijn. Dat heeft de consument, ten aanzien van de uiteindelijk in rekening gebrachte tarieven, niet gedaan.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
Beslissing
De commissie verstaat dat de ondernemer met zijn nota’s van 12 september 2006 voldoende aan de wens van de consument tegemoet is gekomen.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 9 oktober 2006.