Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: Conformiteit
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
106681
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 3 juli 2009 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een Bacheloropleiding toerisme en evenementen management.
Het geschil betreft de begeleiding door de ondernemer tijdens de scriptiefase en de vraag of de on-dernemer terecht of ten onrechte over de gehele duur van die fase collegegeld in rekening heeft gebracht van € 145,00 per maand.
De consument heeft op 29 juni 2016 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument, zoals toegelicht en aangevuld ter zitting, luidt in hoofdzaak als volgt.
In februari 2012 was ik toe aan de scriptiefase van mijn opleiding. Die houdt – kort gezegd – in dat ik een stageplaats zoek, een “proposal” maak voor mijn scriptieonderwerp en dan onder begeleiding van een door de ondernemer aangewezen begeleider, de scriptie schrijf. Dat heeft in mijn geval buitengewoon lang geduurd en ik maak de ondernemer daar een verwijt van.
Ik heb in totaal drie begeleiders gehad. [de commissie noemt deze: A, B en C]. A keurde aanvankelijk mijn proposal af en ik moest een nieuw proposal schrijven. Toen ging ik op voorstel van de ondernemer naar een bootcamp. Daar was een andere heer [D] die vond dat het proposal OK was en dat ik het aan de examencommissie moest voorleggen. Dat deed ik, maar die commissie keurde het proposal toch later weer af. In september 2013 kreeg ik als begeleider B toegewezen. Op advies van de ondernemer vond ik een nieuwe stageplaats. De werkgever van de eerste stageplaats had namelijk financiële problemen. De nieuwe stageplaats was bij een eenmansbedrijf. Eerst was dat geen probleem, later weer wel, maar uiteindelijk mocht dat toch. In april 2014 had ik mijn proposal klaar en het werd goedgekeurd. Ik ging direct aan de slag met de scriptie. Die was in december 2014 klaar. Maar de scriptie werd afgekeurd. Vanaf januari 2015 ben ik de scriptie gaan verbeteren, nadat ik met de beoordelaar had gesproken. Ik had natuurlijk ook contact met mijn begeleider B. Op een gegeven moment stelde die voor mij te helpen, of liever zelf aan de scriptie te werken. Dat heb ik natuurlijk niet aanvaard. Hoe kan ik een scriptie verdedigen die ik niet zelf geschreven heb? Bovendien vroeg hij er geld voor. Daarop heb ik aan de ondernemer een nieuwe begeleider gevraagd. Dat werd C. Die heeft mij goed geholpen en uiteindelijk was ik in oktober 2015 klaar.
Mijn studie is dus ernstig vertraagd door dat wisselen van begeleiders en mijn motivatie is daardoor ook nadelig beïnvloed.
Ik heb wat lang gewacht met het indienen van de klacht. Ik had het so wie so moeilijk met die laatste periode en kon het psychisch niet aan om direct daarna alweer deze procedure te beginnen.
De consument verlangt terugbetaling van het collegegeld over de duur van de stage/scriptieperiode, te weten drie jaar en twee maanden gedurende welke zij in totaal € 2.052,– onnodig collegegeld heeft betaald.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer, zoals ter zitting toegelicht en aangevuld, luidt in hoofdzaak als volgt.
Gedurende het gehele traject heeft de directeur van onze vestiging in [plaatsnaam] meerdere malen met de consument gesproken en steeds oplossingen geboden. De consument had het nooit over de relatie tussen de kwaliteit van de begeleiding en het collegegeld. Steeds heeft de directeur maatregelen getroffen zoals het aanstellen van een nieuwe begeleider. Wij hebben de consument ontraden een stage te volgen bij een eenmansbedrijf, maar uiteindelijk hebben wij daarin bewilligd. Het kan zijn dat afstudeerbegeleiders niet steeds direct reageren; zij hebben vaak nog een eigen bedrijf. Het is wel tegen ons beleid dat begeleiders voor extra ondersteuning een vergoeding vragen. Iedere keer dat de consument daarom vroeg hebben wij een oplossing aangereikt. Zo hebben wij haar voorgesteld dat bootcamp te volgen en hebben als dat nodig was een nieuwe begeleider aangeboden. Op zich is het bij ons wel ongebruikelijk dat een student meerdere begeleiders heeft en dat de scriptie periode zo lang duurt.
Wij hebben er bezwaar tegen dat de consument zo lang gewacht heeft met het indienen van haar klacht.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie gaat voorbij aan het verweer van de ondernemer dat de klacht laat is ingediend. De door de consument daarvoor gegeven reden is geloofwaardig. Bovendien heeft de ondernemer niet gesteld dat zij door de vertraging in haar verweer geschaad is en zulks is evenmin gebleken.
Uit de feiten zoals die zijn komen vast te staan (en waarover partijen in wezen niet van mening verschillen) blijkt dat de scriptie periode ongebruikelijk lang heeft geduurd, namelijk van februari 2012 tot oktober 2015. De commissie is van oordeel dat dit in elk geval mede te verklaren is doordat de ondernemer, althans de begeleiders waarvoor de ondernemer verantwoordelijk is, gedurende het proces bij herhaling niet of traag of alleen na een rappel van de consument, reageerden. Daarbij komt dat tot twee keer toe een nieuwe begeleider moest worden aangesteld, terwijl begeleider B kennelijk alleen de consument wilde begeleiden tegen een extra vergoeding. Ook constateert de commissie dat kennelijk de examencommissie en de begeleiders verschillend dachten over het al dan niet goed vinden van een stageplaats bij een eenmansbedrijf, als gevolg waarvan ook tijd verloren is gegaan.
Daartegenover staat wel dat de consument in de loop van de tijd haar motivatie verloor en daardoor ook tijd heeft laten verlopen en in zoverre mede heeft bijgedragen aan de extreem lange duur van de scriptieperiode.
De commissie is, alles overziende, van oordeel dat in elk geval het collegegeld ten onrechte in rekening is gebracht over de periode dat B begeleider was. Die periode is ongeveer de helft van de periode waarover de consument terugbetaling van het collegegeld vraagt.
De commissie bepaalt, om de redenen hiervoor genoemd, het bedrag dat de ondernemer op grond van de tijdens de studievertraging ten onrechte doorbetaalde collegegelden aan de consument dient te restitueren ex aequo et bono op € 1.500,–.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument, binnen 14 dagen na de verzending van dit bindend advies een bedrag van € 1.500,–.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 102,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 650,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen op 27 januari 2017.