Werkwijze is niet kostenbesparend

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Declaratie    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV09-0111

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening van de advocaat in het kader van een civielrechtelijk geschil, de declaraties die de advocaat daarvoor in rekening heeft gebracht en de door de cliënte gevorderde schadevergoeding.   De cliënte heeft een deel van deze declaraties niet aan de advocaat voldaan. Het openstaande bedrag van € 1.884,34 is overeenkomstig het Reglement van de commissie in depot gestort.   Standpunt van de advocaat   Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de advocaat op het volgende neer.   Na gezamenlijk overleg met de cliënte is besloten een bespreking te houden op 19 maart 2008. In tegenstelling tot hetgeen de cliënte heeft aangevoerd, is er geen 525 minuten in rekening gebracht maar in totaal 460 minuten. Het gesprek van 26 februari  2008 heeft geen 150 minuten geduurd maar bijna 3 uur vermeerderd met een uur reistijd. Aan de cliënte is niet toegezegd dat de uren van [de kantoorgenoot] niet in rekening zouden worden gebracht. Desondanks heeft de advocaat de tijd van [de kantoorgenoot] voor de bespreking op 26 februari 2008 niet gedeclareerd. Volgens de advocaat kan de cliënte geen restitutie vragen van hetgeen reeds door [de ex-echtgenote] van de cliënte, aan de advocaat is voldaan.   Op grond van het voorgaande verzoekt de advocaat de commissie te bepalen dat de cliënte aan hem dient te voldoen het openstaande declaratiebedrag van € 1.884,34 te vermeerderen met de contractuele rente (gelijk aan de wettelijke rente) vanaf de vervaldatum van de declaratie, zijnde 26 april 2008, tot aan de dag der voldoening alsmede de kosten van onderhavige procedure.   Standpunt van de cliënte   Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de cliënte op het volgende neer.   Ondanks dat er volgens de cliënte niets meer te bespreken viel, is de advocaat met zijn assistent naar de cliënte afgereisd om de zaak aldaar te bespreken. Voor dat gesprek heeft de advocaat 525 minuten gedeclareerd. De assistent zou het voorbereidende werk doen, hetgeen kostenbesparend zou werken. Toen had de cliënte reeds een bedrag van € 4.993,21 aan de advocaat voldaan. Tevens heeft er een gesprek plaatsgevonden in Helmond dat volgens de declaratie van de advocaat 250 minuten heeft geduurd terwijl het gesprek ongeveer 150 minuten in beslag heeft genomen. De cliënte stelt zich op het standpunt dat de gedeclareerde uren te hoog zijn. Op verzoek van de advocaat heeft de ex-echtgenoot van de cliënte 50% van de declaratie van € 3.768,68, zijnde € 1.884,34, voldaan. De cliënte is het daar niet mee eens nu de advocaat continu de contacten met haar heeft onderhouden en de facturen op haar naam zijn gesteld.   Op grond van het voorgaande verzoekt de cliënte de commissie een vergoeding vast te stellen van € 3.768,68.   Beoordeling van het geschil   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.   De kern van de klachten van de cliënte houdt in dat de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat te wensen heeft overgelaten. Voor zijn werkzaamheden heeft de advocaat diverse declaraties verzonden. De declaratie van 12 april 2008 ter grootte van € 3.768,68 is deels onbetaald gebleven. Vast staat dat de ex-echtgenoot van de cliënte de helft van voornoemd bedrag aan de advocaat heeft voldaan, zodat thans een bedrag openstaat van € 1.884,34.   De cliënte is met de advocaat een opdracht tot dienstverlening aangegaan in het kader van een geschil tussen enerzijds de gemeente en een projectontwikkelaar en anderzijds de cliënte en haar familie. De advocaat heeft zich in de zaak laten bijstaan door een kantoorgenoot, De cliënte heeft gesteld dat zij daar niet om heeft gevraagd en dat ook steeds bij de advocaat heeft aangegeven. De cliënte wist echter niet dat er dubbel gedeclareerd zou worden, integendeel de werkwijze zou juist kostenbesparend zijn. Op 19 maart 2008 hebben de advocaat en zijn kantoorgenoot zich naar de cliënte begeven om aldaar de zaak te bespreken. De cliënte zag daar de noodzaak niet van in. In dat kader acht de commissie het overleg te Helmond niet dienstig. Ook heeft de cliënte nimmer gevraagd om de bijstand van een tweede advocaat; van begin af aan heeft zij dat aan de advocaat kenbaar gemaakt. De commissie is dan ook van oordeel dat de communicatie tussen de cliënte en de advocaat te wensen heeft overgelaten. De commissie verwijst daarbij naar de onduidelijkheid over de inzet van de kantoorgenoot van de advocaat en het gesprek op 19 maart 2008 dat door partijen op verschillende wijze is beleefd.   Gelet op het vorenstaande, de aan haar overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de commissie van oordeel dat de werkwijze van de advocaat niet als kostenbesparend kan worden bestempeld, althans daarvan is niet gebleken. Integendeel, de advocaat en zijn kantoorgenoot hebben beiden afzonderlijk (reis)kosten voor een bespreking bij de cliënte thuis in rekening gebracht, terwijl de cliënte tegen die bespreking bovendien bezwaren had. De stelling, zoals namens de advocaat ter zitting is bepleit, dat de kantoorgenoot de informatie eveneens uit de eerste hand wenste te hebben, vormt geen argument om twee advocaten naar de cliënte te laten afreizen, laat staan daarvoor dubbele kosten in rekening brengen. Het vorenstaande in combinatie met het gehanteerde uurtarief van de advocaat getuigt naar het oordeel van de commissie niet van een professionele en kostenbesparende werkwijze. Daaruit en uit de overgelegde stukken is bij de commissie de indruk ontstaan dat de advocaat zich in meer of mindere mate aan de cliënte heeft opgedrongen. Evenmin heeft de advocaat een (redelijke) verklaring kunnen geven waarom hij de zaak met zijn kantoorgenoot heeft behandeld. Naar het oordeel van de commissie heeft de advocaat dan ook niet gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. De klacht van de cliënte slaagt.   Reeds hierom zal de commissie bepalen dat de cliënte niets meer aan de advocaat is verschuldigd. De commissie heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat de cliënte reeds een bedrag van circa € 5.000,– aan de advocaat heeft voldaan. Het depotbedrag van € 1.884,34 zal dan ook aan de cliënte worden gerestitueerd. Alles overziende is de commissie eveneens van oordeel dat het niet meer dan gerechtvaardigd is dat de advocaat ook aan de cliënte het reeds aan hem betaalde declaratiebedrag van € 1.884,34 restitueert. Dat de cliënte laatstgenoemd bedrag niet persoonlijk aan de advocaat heeft voldaan doet daar – in het licht van het vorenstaande – niet aan af. De commissie overweegt daarbij dat blijkens de overgelegde stukken de correspondentie telkens heeft plaatsgevonden tussen de cliënte en de advocaat en dat de in het geding zijnde declaratie aan de cliënte is gericht.   Gelet op de beslissing wordt het verzoek van de advocaat om de cliënte te veroordelen in de wettelijke rente en de kosten van onderhavige procedure afgewezen.   Nu de klacht van de cliënte gegrond wordt verklaard dient de advocaat – overeenkomstig het reglement van de commissie – een bijdrage van € 115,– in de behandelingskosten aan de commissie te voldoen.   Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.   Derhalve dient als volgt te worden beslist.   Beslissing   De commissie verklaart de klacht gegrond.   De commissie bepaalt dat de cliënte niets aan de advocaat is verschuldigd. Het depotbedrag van € 1.884,34 wordt aan de cliënte gerestitueerd. Bovendien dient de advocaat aan de cliënte een bedrag van € 1.884,34 te voldoen, welke betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt dient de advocaat bovendien de wettelijke rente over dit bedrag te betalen vanaf de verzenddatum van dit bindend advies.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag van € 115,– verschuldigd.   Het meer of anders verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur op 16 december 2009.