Commissie: Energie
Categorie: Informatieverstrekking / Tarief / Warmte
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
205242/209054
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument beroept zich op een eerdere uitspraak van deze commissie waarin bepaald is dat voor
warmte geldt dat een tariefwijziging 30 dagen voor ingangsdatum aan hem medegedeeld moet worden. De
commissie wijst dat standpunt als inmiddels achterhaald af.
De uitspraak
Beoordeling
Het gaat in deze zaak om levering van warmte. De consument is van mening dat tariefwijzigingen 30 dagen
voor ingang aangekondigd dienen te worden. Hij doelt op de uitspraak van deze commissie d.d. 25 oktober
2022 met nummer 158768/169313. Nu op 3 februari 2022 de tarieven voor 2022 aan hem medegedeeld
zijn en op 29 december 2022 de tarieven voor 2023 vordert hij herziening van het aan hem in rekening
gebrachte over de periode 1 januari 2022 tot 30 dagen na 3 februari 2022, respectievelijk over de periode 1
januari 2023 tot 30 dagen na 29 december 2022.
Ter zitting bleek dat de ondernemer genoemde uitspraak voor 2022 gevolgd heeft en een herziening van
het aan de consument in rekening gebrachte uitgevoerd heeft. Die herziening leidt tot afwijzing van de
klacht in zoverre wegens gebrek aan belang, doch nu de herziening na indiening van de klacht heeft
plaatsgevonden moet het oordeel zijn dat de klacht terecht is ingediend, zodat het klachtengeld aan de
consument vergoed dient te worden.
Wat betreft de tariefwijziging voor 2023 overweegt de commissie dat de Autoriteit Consument en Markt
(ACM) haar standpunt verduidelijkt heeft in die zin dat zij thans van mening is dat de 30-dagen termijn niet
geldt voor warmte en dat aankondiging van een tariefwijziging van warmte vóór de ingangsdatum moet
plaatsvinden. In zoverre is de overweging in voornoemde uitspraak van deze commissie betreffende het
standpunt van de ACM achterhaald. Daarbij komt dat de in genoemde uitspraak bedoelde
consumentenbescherming, in het bijzonder de opzeggingsmogelijkheid, bij deze ondernemer niet opgaat.
Uit een uitspraak van deze commissie d.d. 24 maart 2022 (nummer 143533/153806) blijkt dat opzegging bij
de ondernemer niet mogelijk is omdat zulks aanzienlijk blijvend nadeel voor een andere verbruiker oplevert.
Nu de in meergenoemde uitspraak vermelde overwegingen achterhaald zijn, volgt de commissie het
standpunt van de ACM. De ondernemer heeft de tariefwijziging voor 2023 vóór 1 januari 2023 aan de
consument medegedeeld. De vordering betreffende de tarieven voor 2023 wordt dan ook afgewezen.
De consument heeft ter zitting nog een beroep gedaan op artikel 3d lid 2 Warmteregeling. Dat betoog gaat
niet op, waarvoor de commissie kortheidshalve verwijst naar haar uitspraak d.d. 25 oktober 2022. Ook
heeft de consument betoogd dat er soortgelijke uitspraken als die van 25 oktober 2022 zijn tegen Eneco en
Vattenfall. De consument vermeldt echter geen vindplaatsen, zodat de commissie niet kan nagaan of
bedoelde uitspraken op warmtelevering betrekking hebben. De consument verwijst ook nog naar de Arvatobeslissing (Hoge Raad d.d. 12 november 2021, ECLI:NL:HR 2021:1677), doch dat betoog gaat niet op nu
die beslissing ziet op informatieverplichtingen bij koop op afstand, waarvan in dezen geen sprake is.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is, doch dat de
ondernemer het klachtengeld aan de consument dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50
aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten
verschuldigd.
Deze behandelingskosten worden geheel betaald.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit de heer mr. R.J. Paris, voorzitter,
mevrouw mr. W.N. Kip, de heer drs. L. van Rootselaar, leden, op 29 augustus 2023.